Voegwoorden groep 7

taal
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

taal

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doel: 
Ik kan de voegwoorden en, dus, of, maar, want, omdat gebruiken om zinnen aan elkaar te verbinden.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is een voegwoord?

Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

welk woord is geen voegwoord?
A
maar
B
want
C
en
D
denken

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Vul het goede voegwoord in.
Ik drink geen koffie, .... wel thee.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Ik drink geen koffie, .... daar krijg ik maagpijn van.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wil jij koffie ... chocolademelk?
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Ik drink geen koffie ... ook geen chocolademelk.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Ik drink geen koffie, .... ik daar maagpijn van krijg.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Vul het goede voegwoord in.
Jean ... Peter gaan naar school.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

De school is dicht, ... het is een vrije dag.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Zullen we gaan zwemmen ... zullen we gaan voetballen?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Het water van de vijver is bevroren, ... het is vannacht erg koud geweest
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Het water is bevroren, ... kunnen we gaan schaatsen.
A
en
B
maar
C
want
D
dus

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Ik vind het leuk om te schaatsen, ... mijn zusje vinden het veel te koud.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Ik doe mijn muts op, ... ik koude oren heb.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Jan drinkt koffie. Peter drinkt thee.

Slide 17 - Open question

Jan drinkt koffie en Peter drinkt thee.
Maak van 2 zinnen 1 zin. (Gebruik 'want')
Ik ga niet zwemmen. Ik ben verkouden.

Slide 18 - Open question

Ik ga niet zwemmen, want ik ben verkouden.
Maak van 2 zinnen 1 zin.
Ik kom wel. Ik kan niet lang blijven.

Slide 19 - Open question

Ik kom wel, maar ik kan niet lang blijven.
Maak van 2 zinnen 1 zin. Gebruik 'omdat'
Ik moet weg. Het is al laat.

Slide 20 - Open question

Ik moet weg, want het is al laat.
Ik moet weg, omdat het al laat is.
Voegwoord
Een voegwoord maakt dus van 2 losse zinnen 1 zin. Vaak staat er een komma in de zin, maar dit is niet altijd het geval.
Maar, en, of en want zijn de meest voorkomende voegwoorden.
Welke kennen we nog meer?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions