voegwoorden

Voegwoord
1 / 27
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voegwoord

Slide 1 - Slide

Bespreek het doel van deze les met de leerlingen. Wat gaan ze oefenen/leren?
Doel: 
Ik kan de voegwoorden en, dus, of, maar, want, omdat gebruiken om zinnen aan elkaar te verbinden.

Slide 2 - Slide

Bespreek het doel van deze les met de leerlingen. Wat gaan ze oefenen/leren?
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
 
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Wat is een voegwoord?

Slide 3 - Slide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Voorbeelden van voegwoorden:
en - want - of - maar - omdat - dus.

Laten we eens kijken naar enkele voorbeelden op de volgende slides.

Slide 4 - Slide

Voor groep 6 zijn deze woorden herhaling, laat ze dit wel meedoen. De opdrachten zullen gedifferentieerd worden aangeboden en op het einde volgen nog een paar nieuwe voegwoorden voor groep 6 met enkele opdrachten.
en
De ouders drinken koffie en de kinderen drinken limonade.



De juf leest een boek en de meester tekent op het bord.

Slide 5 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.
of
Wil je een koekje of wil je een appel?



Ik ga naar de speeltuin of ik ga na mijn vriendje.

Slide 6 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.
maar
Daan wil graag op voetbal, maar hij mag niet van zijn moeder.



Ik wil buiten fietsen, maar het regent veel te hard.

Slide 7 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.
dus
Het is droog, dus we kunnen buiten spelen.



Ik ben ziek, dus ik ga niet naar school.

Slide 8 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.
omdat
Ik neem mijn paraplu mee, omdat er regen voorspeld is.



Ik draag vandaag een winterjas, omdat het erg koud is buiten.

Slide 9 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.
want
Ik ga met de fiets, want het is mooi weer.



Ik wil buiten fietsen, maar het regent veel te hard.

Slide 10 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.
We gaan het zelf proberen!

Slide 11 - Slide

Bekijk het uitlegfilmpje op de volgende slide. Deze gaat over voegwoorden.

Welk woord is geen voegwoord?
A
maar
B
want
C
en
D
denken

Slide 12 - Quiz

Antwoord D: denken.

Welk woord is geen voegwoord?
A
misschien
B
want
C
en
D
omdat

Slide 13 - Quiz

Antwoord A: misschien.

Vul het goede voegwoord in.
Ik drink geen koffie, .... wel thee.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 14 - Quiz

Antwoord B: maar.

Ik drink geen koffie, .... daar krijg ik maagpijn van.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 15 - Quiz

Antwoord C: want.

Wil jij koffie ... chocolademelk?
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 16 - Quiz

Antwoord D: of.

Ik drink geen koffie ... ook geen chocolademelk.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 17 - Quiz

Antwoord A: en.

Ik drink geen koffie, .... ik daar maagpijn van krijg.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 18 - Quiz

Antwoord D: omdat.

Vul het goede voegwoord in.
Jean ... Peter gaan naar school.

Slide 19 - Open question

Antwoord: en.

Vul het goede voegwoord in.
Jean ... Peter gaan naar school.

Slide 20 - Open question

Antwoord: en.

De school is dicht, ... het is een vrije dag.

Slide 21 - Open question

Antwoord: want.

Zullen we gaan zwemmen ... zullen we gaan voetballen?

Slide 22 - Open question

Antwoord: of

Het water van de vijver is bevroren, ... het is vannacht erg koud geweest. 
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 23 - Quiz

Antwoord C: want.

Het water is bevroren, ... kunnen we gaan schaatsen.
A
en
B
maar
C
want
D
dus

Slide 24 - Quiz

Antwoord D: dus.

Ik vind het leuk om te schaatsen, ... mijn zusjes vinden het veel te koud.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 25 - Quiz

Antwoord B: maar.

Ik doe mijn muts op, ... ik koude oren heb.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 26 - Quiz

Antwoord D: omdat.

Heb ik het doel van deze les behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Laat de leerlingen zichzelf inscoren, vinden zij dat ze het lesdoel behaald hebben? Je kan aan de hand van de scores een kort evaluatiegesprek voeren in de klas.