Waarom valt alles nou omlaag
En nooit een keer omhoog?
Waarom is regen altijd nat
En nooit een keertje droog?
Waarom is sneeuw toch altijd wit
En nooit een keer oranje?
Waarom zit aan een notenboom
Nou nooit eens een kastanje?
Waarom zijn de bananen krom
En nooit een keertje recht?
En heeft een kat meestal een staart
Maar heeft ie nooit een vlecht?
Waarom is vijf keer twee steeds tien
Waarom nou nooit eens acht?
Waarom zijn stenen altijd hard
En nooit een keertje zacht?
Waarom schijnt overdag de zon
En waarom ’s nachts de maan?
Waarom is China niet dichtbij
Maar heel ver hier vandaan?
Waarom wordt het nou nooit eens vroeger
Maar wordt het altijd later?
En zwemt een vis nooit in de lucht
Maar altijd in het water?
Waarom heb ik nou wel twee oren
Maar heb ik maar één neus
Waarom is een kaboutertje
Veel kleiner dan een reus?
Waarom heeft een agent geen hoed
Maar draagt ie steeds een pet?
Waarom mag ik niet opblijven
En moet ik al naar bed?