This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Planning van de les
Terugkijken naar leerdoelen vorige les
Uitleg nieuwe leerdoelen
Werken aan huiswerk
toets bespreken
Slide 2 - Slide
Leerdoel van deze les
Ik kan formules herleiden.
Slide 3 - Slide
Welke opgave uit het hw zou je graag besproken hebben?
Slide 4 - Open question
Leerdoelen van deze les
Ik kan formules combineren.
Ik kan rekenen met omgekeerde verbanden.
Slide 5 - Slide
Ik kan formules combineren.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Ik kan rekenen met omgekeerde verbanden.
Slide 8 - Slide
Het bestuur van een voetbalclub heeft voor een actie 2000 kalenders laten drukken. De kalenders worden verkocht voor €5,- per stuk. Bereken de opbrengst als er 800 kalenders worden verkocht.
Slide 9 - Open question
Hoeveel keer zo groot wordt de opbrengst wanneer er 3x zo veel kalenders worden verkocht?
Slide 10 - Open question
Stel een formule op voor het verband tussen de opbrengst O in euro's en het aantal verkochte kalenders K.
Slide 11 - Open question
Recht evenredig verband
Slide 12 - Slide
Recht evenredig verband
Slide 13 - Slide
Een grote school heeft 1800 leerlingen. Hoeveel leerlingen zijn er gemiddeld per klas als de leerlingen verdeeld zijn over 75 klassen?
Slide 14 - Open question
Een grote school heeft 1800 leerlingen. Hoeveel leerlingen zijn er gemiddeld per klas als de leerlingen verdeeld zijn over 150 klassen?
Slide 15 - Open question
Een grote school heeft 1800 leerlingen. Als er meer klassen komen, wat weet je dan over het aantal leerlingen per klas
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Een grote school heeft 1800 leerlingen. Noem de gemiddelde klassengrootte g en het aantal klassen k. Waarom is het verband tussen g en k omgekeerd evenredig?
Slide 18 - Open question
Een grote school heeft 1800 leerlingen. Noem de gemiddelde klassengrootte g en het aantal klassen k. Stel een formule op voor het verband tussen g en k.
Slide 19 - Open question
Recht evenredig
Omgekeerd evenredig
Geen van beide
Het aantal pakken melk dat je koopt en de prijs van het totaal.
Het aantal even grote volkstuintjes op een complex van 1 ha en de grootte van zo’n volkstuintje.
Het aantal mensen dat van één noodrantsoen moet leven en de hoeveelheid voedsel per persoon.
Het aantal producten dat een machine aflevert en de tijd die de machine draait.
Het aantal auto’s op een parkeerplaats en het aantal vrije plaatsen
Slide 20 - Drag question
huiswerk voor de volgende les:
Zorg dat je de volgende leerdoelen beheerst:
Ik kan formules combineren.
Ik kan rekenen met omgekeerde verbanden.
Maak de opgave 33 van paragraaf 11.2 en 38 t/m 41 van paragraaf 11.3.