5.5 + 10.1

Welkom allemaal!
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Welkom allemaal!

Slide 1 - Slide

Programma
  • 1. Herhaling vorige les 

  • 2. Uitleg  5.5 + 10.1 (veel uitleg ivm uitval les en 50 min)

  • 3. Zelf aan de slag

  • 4. HW bespreken

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les
- 5.5: Voor- en nadelen van sparen en lenen benoemen
- 5.5 : Verschillende vormen van consumptief krediet benoemen

- 10.1: uitleggen wat een schenking inhoudt

Slide 3 - Slide

5.2 schadeverzekering
schade uitkering 


Slide 4 - Slide

5.3 - Sommenverzekering


1 = Levensverzekering
2 = Lijfrenteverzekering
3 = Pensioenverzekering
4 = Compagnonsverzekering




Wat weten we nog over deze verschillende voorbeelden van sommenverzekeringen?

Slide 5 - Slide

Lesdoelen 5.5

Kun je de voor- en nadelen van sparen en lenen uitleggen
Kun je vormen en kenmerken van consumptief krediet noemen
Kun je voor- en nadelen van consumptief krediet noemen

Slide 6 - Slide

Sparen
Als je spaart geef je je geld niet direct uit, maar zet je het bijvoorbeeld op de bank


Je stelt je koopkracht dus uit

Slide 7 - Slide

Als je spaart...
Ontvang je rente
 
Rente is dus een beloning van de bank

Rente% afhankelijk van verschillende factoren

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Lenen
Alternatief voor sparen is lenen

Je betaalt rente en lost je lening af in termijnen

Wat zijn de risico's van lenen?

Slide 11 - Slide

Financieringskosten

Berekenen door rentepercentage per jaar x leningbedrag 

Dit is wat je betaalt om geld te lenen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Bureau Kredietregistratie
  • Het BKR houdt bij wie welk(e) bedrag(en) heeft geleend
  • Zo kan een bank zien of je geregistreerde schulden hebt en of je altijd netjes je aflossing betaalde
  • Of basis hiervan kan een bank besluiten of ze je wel of niet een lening wil verstrekken

Slide 14 - Slide

Leningen
Nu volgen een aantal verschillende voorbeelden van consumptief krediet (leningen bestemd voor consumptieve doeleinden)

Deze kun je doornemen in je boek

Slide 15 - Slide

Leningen
- Doorlopend krediet
- Persoonlijke lening
- Koop en verkoop op afbetaling
- Huurkoop

Slide 16 - Slide



5.5 leningen

1 = Doorlopend krediet
2 =  Persoonlijke lening
3 = Koop en verkoop op afbetaling
4 = Huurkoop


Maak groepjes van 2 leerlingen

8 minuten de tijd

Zoek de belangrijkste info over de verschillende soorten verzekeringen

Na 8 minuten presenteren meerdere duo's de verschillende soorten leningen

Een ander duo betekent per soort lening een vraag 

Slide 17 - Slide

Doorlopend krediet

Een krediet waarbij de consument een maximumkrediet mag opnemen en dit in een bepaalde periode moet terugbetalen.

De lening hoeft niet in één keer te worden opgenomen en afgeloste bedragen mogen opnieuw worden opgenomen.

Slide 18 - Slide

Ook een creditcard biedt vaak de mogelijkheid van doorlopend krediet.

Slide 19 - Slide

Persoonlijke lening

De consument leent een bedrag voor een bepaald doel en neemt het hele bedrag ineens op.
Aflossingen mogen niet opnieuw worden opgenomen.

Slide 20 - Slide

Voor een auto wordt bijvoorbeeld weleens een persoonlijke lening afgesloten.

Slide 21 - Slide

Duurzame consumptiegoederen
Allerlei artikelen waar de consument jaren plezier van kan hebben.

Slide 22 - Slide

Koop en verkoop op afbetaling
De koopprijs van een product wordt in meerdere termijnen betaald.
De koper wordt bij levering eigenaar van het goed.

Slide 23 - Slide

Huurkoop
  • De koopprijs van een roerende zaak wordt in meerdere termijnen betaald.
  • De koper wordt pas na het betalen van de laatste termijn eigenaar.

Slide 24 - Slide

Veel verschillende kredietmogelijkheden

Slide 25 - Slide

Hoofdstuk 10


Schenken en erven

Slide 26 - Slide

Wat weten we al over schenken en/of erven?

Slide 27 - Open question

Hoofdstuk 10


Schenken en erven

* (verder in ppt)

Slide 28 - Slide

HW bespreken
Huiswerk vorige les = 5.1 t/m 5.4 
Paragraaf 5.3 = opgave 5.5 
Paragraaf 5.4 = 5.8








Slide 29 - Slide