Taalkundig ontleden basis NT2 B2

Taalkundig ontleden
Taalkundig ontleden is het benoemen van de woordsoorten. Je gaat dan alle losse woorden in een zin benoemen. Redekundig ontleden is het benoemen van de zinsdelen.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2Beroepsopleiding

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Taalkundig ontleden
Taalkundig ontleden is het benoemen van de woordsoorten. Je gaat dan alle losse woorden in een zin benoemen. Redekundig ontleden is het benoemen van de zinsdelen.

Slide 1 - Slide

Woordsoorten

Slide 2 - Mind map

Lidwoord
We beginnen lekker makkelijk: met het lidwoord. We hebben 3 lidwoorden: de, het, een. De en het zijn bepaalde lidwoorden, een is een onbepaald lidwoord. 

Slide 3 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord dat mensen, begrippen, dieren, dingen en verschijnselen aanduidt. Een belangrijk kenmerk van zelfstandige naamwoorden is dat er een lidwoord voor kan staan. 

Slide 4 - Slide

Sleep de woorden naar de goede categorie.
Lidwoorden
Zelfstandig naamwoorden
auto
banken
huis
computer
de
honger
hersenen
het
verval
dorst
een
notulen
goud
aanleg
haat

Slide 5 - Drag question

Bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die kenmerken of eigenschappen noemen van mensen, begrippen, dieren, dingen of verschijnselen (zelfstandige naamwoorden). Een bijvoeglijk naamwoord zegt dus iets over het zelfstandig naamwoord. Voorbeelden: Hindoestaanse, jonge, stalen, kleine, mooi, katoenen, etc.

Slide 6 - Slide

Werkwoorden
Werkwoorden kunnen van tijd veranderen (Zij koopt een jas/Zij kocht een jas.) en kunnen worden vervoegd (ik fiets/zij fietst). Er zijn verschillende soorten werkwoorden. De verschillende soorten behandelen we later. Eerst is het belangrijk om te weten wat een werkwoord is en wat niet.

Slide 7 - Slide

Sleep de woorden naar de goede categorie.
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoord
steen
arm
leuk
heeft
is
aardig
geworden
Turkse
gearresteerd
zuinige
ijzer
vernield
zal
schijnt
wol

Slide 8 - Drag question

Voornaamwoorden
Voornaamwoorden zijn woorden die voor naamwoorden in de plaats kunnen komen. Bijvoorbeeld: hij, zij, die, het, dezelfde, mijn, etc. Naamwoorden (bijvoeglijke naamwoorden/zelfstandige naamwoorden) worden dan vervangen door een ander woord. Bijvoorbeeld: Dave (zelfst. nw.) is heel aardig/Hij (voornaamwoord) is heel aardig.

Slide 9 - Slide

Verschillende soorten
Er zijn verschillende soorten voornaamwoorden maar die behandelen we (net als de verschillende soorten werkwoorden) later. Nu is het belangrijker dat je weet wanneer het een voornaamwoord is en wanneer niet.

Slide 10 - Slide

Telwoord
Telwoorden geven een aantal aan of een plaats in een reeks. Bijvoorbeeld: één, honderd, beide, verscheidene, genoeg, tiende, zoveelste, etc.

Slide 11 - Slide

Sleep de woorden naar de goede categorie.
Telwoord
Voornaamwoord
dat
wie
iedereen
iets
geen
alle
zoveelste
drie
zich
jullie
middelste
hem
haar
menige
hoeveelste

Slide 12 - Drag question

Bijwoord
Bijwoorden zijn zoiets als bijvoeglijke naamwoorden. Waar bijvoeglijke naamwoorden iets zeggen over het zelfstandig naamwoord, zegt een bijwoord iets over werkwoorden, een hele zin, een ander bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord. Heel soms zegt een bijwoord iets over het zelfstandig naamwoord. Ook het afgesplitste deel van een scheidbaar werkwoord is een bijwoord (Hij kijkt het even voor mij na.)

Slide 13 - Slide

Voorzetsels
Voorzetsels zijn woorden als 'van', 'naar', 'uit', etc. Het makkelijkst is dit te onthouden door het woord voor 'de doos' te zetten: 'in de doos', 'met de doos', 'over de doos', etc.

Slide 14 - Slide

Sleep de woorden naar de goede categorie.
Bijwoord
Voorzetsel
met
erg
heel
te
goed
hiernaast
over
direct
vervolgens
slechts
uit
van
door
niet
misschien

Slide 15 - Drag question

Voegwoorden
Voegwoorden zijn woorden die zinnen, zinsdelen, zinsdeelstukken of woorden met elkaar verbinden. Bijvoorbeeld: e, hoewel, doordat, wanneer, etc. Er zijn 2 categorieën maar dat komt later.

Slide 16 - Slide

Tussenwerpsel
Tussenwerpsels zijn woorden die voor, in of achter de zin zijn geplaatst. Ze worden bijvoorbeeld gebruikt om de aandacht ergens op te vestigen, een klank na te bootsen of een gevoel tot uitdrukking te brengen. Bijvoorbeeld: "Jij zou mij toch bellen, ?"

Slide 17 - Slide

Sleep de woorden naar de goede categorie.
Tussenwerpsel
Voegwoord
want
ofschoon
en
zodat
of
indien
au
hoera
foei
goh
merci
tsjonge
oké
o
boem

Slide 18 - Drag question

Dat waren alle woordsoorten! Volgende keer gaan we de woordsoorten uitbreiden (de soorten werkwoorden, voegwoorden en voornaamwoorden).

Slide 19 - Slide