H3.4 massaverhouding

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

3.4 Massaverhouding

Eind van de les weet je wat dat stoffen in een vaste verhouding met elkaar reageren

fase overgang

chemische reactie

mengsel

Brood bakken

Wanneer heb je meer bloem nodig? bij een groot of klein blik?

Meel(g)	500	1	400
gist(g)	7	0,014	5,6
suiker(g)	10	0,02	8
zout(g)	10	0,02	8
water(g)	300	0,6	240

Ik bak 2 broden van 500 gram hoeveel suiker heb ik dan nodig?

Meel(g)	500	1	400
gist(g)	7	0,014	5,6
suiker(g)	10	0,02	8
zout(g)	10	0,02	8
water(g)	300	0,6	240

Meel(g)	500	1	400
gist(g)	7	0,014	5,6
suiker(g)	10	0,02	8
zout(g)	10	0,02	8
water(g)	300	0,6	240

maken 71 t/m 91

Je hebt 90 g waterstofchloride en 42,3 gram ammoniak laten reageren tot salmiak. Hoeveel salmiak is ontstaan?

maken 82 t/m 91 

2e deel bespreken lastige vragen op vraag

en/ of samen opgave 88, 89