§2.1 De late industrialisatie van Nederland

§2.1 De late industrialisatie van Nederland

Belangrijkste vragen:
  • Hoe kwam het dat Nederland later industrialiseerde dan België?
  • Hoe belangrijk waren de infrastructuur en techniek bij de industrialisatie?
  • Wat veranderde er door de industrialisatie aan de arbeidsomstandigheden? 

1 / 11
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

§2.1 De late industrialisatie van Nederland

Belangrijkste vragen:
  • Hoe kwam het dat Nederland later industrialiseerde dan België?
  • Hoe belangrijk waren de infrastructuur en techniek bij de industrialisatie?
  • Wat veranderde er door de industrialisatie aan de arbeidsomstandigheden? 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

1.1 Een modern land
  • 1815: Nederland wordt een koninkrijk o.l.v. Koning Willem I: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • - bestaat uit: Nederland, België en Luxemburg

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

§1.1 Een modern land
  • Industriële revolutie: De grote verandering in de 18de  en 19de eeuw in West-Europa  door de komst van fabrieken en nieuwe vervoersmiddelen.
België is  ontevreden:​ 
  • Godsdienstvrijheid + gelijkheid in geloof --> de machtige katholieke kerk in het zuiden was tegen die gelijkstelling. ​ 
  • Samenvoeging staatsschulden​ 
  • België had betere economie --> door industrialisatie​ 
  • Verdeling volksvertegenwoordigers oneerlijk​ 
--> 1839: België onafhankelijk

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

1.2 Vervoer en techniek
  • Voor industrialisatie  heb je infrastructuur nodig
  • ==> voor vervoer van grondstoffen en eindproducten
  • Willem I investeerd veel in infrastructuur (koning koopman)
  • Liet kanalen graven
  • 1839: eerste trein tussen Amsterdam en Haarlem
  • Vanaf 1900 eerste auto's in Nederland

==> vanaf 1860 komt industrialisatie van Nederland op gang

Slide 7 - Slide

1.3 Het leven verandert
Met de komst van fabrieken kwamen er andere arbeidsomstandigheden
  • Om de kosten zo laag mogelijk te houden werkten vooral vrouwen en kinderen in de fabrieken.
  • Fabrieken gingen geen complete producten meer maken --> Arbeidsdeling.
  • Op het platteland was er bijna geen werk meer -->  Opkomst industrie en machines namen werk over.
  • Overbevolking in de stad --> Kleine woningen en veel uitbraken ziektes.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 10 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 11 - Open question