Hfd 5 - Inventariseren en derving

Derving


Hoofdstuk 5
Derving
1 / 12
next
Slide 1: Slide
OpslagMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Derving


Hoofdstuk 5
Derving

Slide 1 - Slide

Derving is verlies van geld of goederen als gevolg van:
A
Beschadigingen
B
Breuk
C
Diefstal
D
Alle 3 de voorgaande antwoorden zijn goed.

Slide 2 - Quiz

Werkelijke voorraad is de voorraad die aanwezig is in het magazijn.
De administratieve voorraad is de voorraad die er volgens de computer zou moeten zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Derving is het verschil tussen de werkelijke voorraad en de administratieve voorraad.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar

Slide 4 - Quiz


              Een product is beschadigd.

              Een product is onveilig.

              Er is teveel van het product                        geleverd.
              
       


              Een product is gestolen.

              Een product is kapot gevallen.

              Een product verkoopt niet goed.

              Een product is zoekgeraakt.

Sleepvraag:
Wat valt onder derving?
Geef de 4 juiste antwoorden.

Slide 5 - Drag question


Als de oorzaak van het verlies bekend is dan noem je de derving:
A
Bekende derving
B
Geregistreerde derving
C
Antwoord A en B zijn juist
D
Onbekende derving

Slide 6 - Quiz

Een chauffeur levert een krat met appels. Als hij wegloopt pakt hij een appel uit het krat en eet deze op. Dit is een voorbeeld van:
A
Niet-criminele derving
B
Geregistreerde Derving
C
Criminele derving
D
Bekende Derving

Slide 7 - Quiz


Wat valt niet onder derving?
A
Er zijn minder artikelen geleverd dan op de factuur
B
Een artikel is bedorven
C
Een artikel is per ongeluk kapot gevallen
D
Een artikel is gestolen

Slide 8 - Quiz

Als goederen beschadigt of uit de voorraad neemt, moet je dit altijd melden. Veel bedrijven maken gebruik van een:
A
Dervinglijst
B
Afschrijvingslijst
C
Nee-verkooplijst
D
Leverings- betrouwbaarheid

Slide 9 - Quiz

Goederen kunnen een UVD-datum hebben. Waar staat UVD voor?
A
Tenminste houdbaar tot
B
Uit vriesvak doen
C
Uitvoer datum
D
Uiterste verkoopdatum

Slide 10 - Quiz

Op een afschrijvingslijst staan kenmerken van de afgeschreven goederen. Wat staat er niet op deze lijst:
A
Aantal producten
B
Omschrijving van het product
C
Wie voor de derving heeft gezorgd
D
Geldwaarde van de producten

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide