Grammatica - 4.7

Grammatica - 4.7
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica - 4.7

Slide 1 - Slide

Doelen
In deze paragraaf leer je:
• woordsoorten benoemen. 
• wanneer je jou/jouw, u/uw en mij/mijn schrijft;
• wanneer je als/dan gebruikt en welk persoonlijk voornaamwoord daarbij hoort.

Slide 2 - Slide

Alle woordsoorten
  • lw = lidwoord: de, het, een
  • zn = zelfstandig naamwoord: mensen, dieren, dingen, namen
  • bv = bijvoeglijk naamwoord: dit zegt iets over het zn
  • ww = werkwoord: doe-woorden
  • vz = voorzetsels: kast-woorden

Slide 3 - Slide

Alle woordsoorten
  • tw = telwoord: twee, zoveelste, tiende, veel, minder
  • pvw = persoonlijk voornaamwoord: over wie gaat het?
  • bvw = bezittelijk voornaamwoord: van wie is het?

Slide 4 - Slide

De
bloemen
rode
vallen
ernaast.
lidwoord
zelfst. nw.
Bijvoegl. nw.
voor-zetsel
werk-woord

Slide 5 - Drag question

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw
telwoord
Hij
heeft
voor
zijn
verjaardagsgeld
een
nieuwe
fiets
gekocht.
rode

Slide 6 - Drag question

Jou/jouw

Slide 7 - Slide

Jou/jouw

Slide 8 - Slide

Als/dan

Slide 9 - Slide

Als en dan
Als en dan hebben veel met de trappen van vergelijking te maken

Er zijn regels voor de woorden als en dan bij de trappen van vergelijking


Slide 10 - Slide

als en dan
  • leuker dan


  • net zo leuk als 

Slide 11 - Slide

leuker .................
A
als
B
dan

Slide 12 - Quiz

groter .................
A
als
B
dan

Slide 13 - Quiz

minder .................
A
als
B
dan

Slide 14 - Quiz

net zo leuk .................
A
als
B
dan

Slide 15 - Quiz

net zo groot .................
A
als
B
dan

Slide 16 - Quiz

even weinig .................
A
als
B
dan

Slide 17 - Quiz

Net zo duur ............ bij de juwelier.
A
als
B
dan

Slide 18 - Quiz

Jij weet dat net zo goed ............ ik.
A
als
B
dan

Slide 19 - Quiz

Jij hebt beter geleerd ............ ik.
A
als
B
dan

Slide 20 - Quiz

Jij hebt niet zo goed opgelet ............ ik.
A
als
B
dan

Slide 21 - Quiz

Heb jij net zoveel ............ ik.
A
als
B
dan

Slide 22 - Quiz

Zij weet meer ............ ik.
A
als
B
dan

Slide 23 - Quiz

Maken
Hoofdstuk 4 - les 4.7 grammatica - Opd. 2 t/m 4
                                                                          + Test Jezelf





Als er gewerkt wordt aan de opdrachten is het stil in de klas.

Slide 24 - Slide