This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Welkom 1da
Ga zitten, pak je leesboek en lees in stilte.
Slide 1 - Slide
Aan het einde van de les..
-Herken je de bijwoordelijke bepaling
- Kan je deze toepassen.
Slide 2 - Slide
Wat kunnen jullie op dit moment al vertellen over de bijwoordelijke bepaling?
Slide 3 - Mind map
Bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat meer informatie geeft over een ander zinsdeel (meestal het gezegde). Een zin kan meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten.
Slide 4 - Slide
– Een bijwoordelijke bepaling ..
.. geeft antwoord op vragen als:
Waarom?
Vanwege de vogelpest is dit gebied afgesloten.
Slide 5 - Slide
– Een bijwoordelijke bepaling ..
.. geeft antwoord op vragen als:
Wanneer?
De training begint om vijf uur.
Slide 6 - Slide
– Een bijwoordelijke bepaling ..
.. geeft antwoord op vragen als:
Hoelang?
De verlenging zal een half uur duren.
Slide 7 - Slide
– Een bijwoordelijke bepaling ..
.. geeft antwoord op vragen als:
Waarheen?
Wij gaan naar Frankrijk dit jaar.
Slide 8 - Slide
– Een bijwoordelijke bepaling ..
.. geeft antwoord op vragen als:
Waarvandaan?
De meeste druiven komen uit Frankrijk.
Slide 9 - Slide
– Een bijwoordelijke bepaling ..
.. geeft antwoord op vragen als:
Hoe?
De stratenmaker heeft zijn hele leven hard gewerkt.
Slide 10 - Slide
– Een bijwoordelijke bepaling ..
.. geeft antwoord op vragen als:
Waarmee?
De indiaan maakte met een kleed rooksignalen.
Slide 11 - Slide
Bijwoordelijke bepaling
Niet elke zin bevat een bijwoordelijke bepaling en sommige zinnen hebben meer dan 1 bijwoordelijke bepaling.
Slide 12 - Slide
Bijwoordelijke bepaling
Soms zijn bijwoordelijke bepalingen niet zo makkelijk te vinden omdat je vragen als waar?, wanneer? etc. niet kan stellen. Maar als je de zinnen op de juist manier ontleedt, blijven ze vanzelf over.
Voorbeelden:
1. Ik heb de wedstrijd niet gezien.
2. Zou Ajax deze wedstrijd ook winnen.
3. Waar heb je hem nou gelaten?
4. Ik kan dat wel begrijpen.
In deze zinnen zijn niet, ook, nou en wel bijwoordelijke bepalingen.
Slide 13 - Slide
Bij die leraar mag je soms snoepen.
A
Bij die leraar
B
Bij die leraar en soms
C
mag snoepen
D
soms
Slide 14 - Quiz
In deze rustige week voor Pasen gaan we een paar dagen naar de Ardennen.
A
Naar de Ardennen
B
een paar dagen
C
In deze rustige week voor Pasen
D
A B en C zijn goed
Slide 15 - Quiz
Met dat spel kun je je urenlang vermaken.
A
met dat spel
B
urenlang
C
urenlang en met dat spel
D
kun vermaken
Slide 16 - Quiz
Door het droge voorjaar is het waterpeil gezakt.
A
Door het droge voorjaar
B
het waterpeil
C
A & B
D
is gezakt
Slide 17 - Quiz
Bedenk zelf een zin waar minimaal één bijwoordelijke bepaling inzit en schrijf deze op een blaadje.