Bijwoordelijke bepaling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Welkom T2

Ga zitten & pak je laptop.

Aan het einde van de les..

-Herken je de bijwoordelijke bepaling;

- Kan je deze toepassen.

Stelling

De bijwoordelijke bepaling bevat de left overs van de zin.

Wat kunnen jullie op dit moment al vertellen over de bijwoordelijke bepaling?

Bijwoordelijke bepaling

Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat meer informatie geeft over een ander zinsdeel (meestal het gezegde). Een zin kan meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten. 

 

– Een bijwoordelijke bepaling ..

 .. geeft antwoord op vragen als:

Waarom?

Vanwege de vogelpest is dit gebied afgesloten.

– Een bijwoordelijke bepaling ..

 .. geeft antwoord op vragen als:

Wanneer?

De training begint om vijf uur.

– Een bijwoordelijke bepaling ..

 .. geeft antwoord op vragen als:

Hoelang?

De verlenging zal een half uur duren.

– Een bijwoordelijke bepaling ..

 .. geeft antwoord op vragen als:

Waarheen?

Wij gaan naar Frankrijk dit jaar.

– Een bijwoordelijke bepaling ..

 .. geeft antwoord op vragen als:

Waarvandaan?

De meeste druiven komen uit Frankrijk.

– Een bijwoordelijke bepaling ..

 .. geeft antwoord op vragen als:

Hoe?

De stratenmaker heeft zijn hele leven hard gewerkt.

– Een bijwoordelijke bepaling ..

 .. geeft antwoord op vragen als:

Waarmee?

De indiaan maakte met een kleed rooksignalen.

Bijwoordelijke bepaling

Niet iedere zin bevat een bijwoordelijke bepaling.

Sommige zinnen hebben meer dan één bijwoordelijke bepaling.

Bij die leraar mag je soms snoepen.

1. Bij die leraar
2. Bij die leraar en soms
3. mag snoepen
4. soms

In deze rustige week voor Pasen gaan we een paar dagen naar de Ardennen.

1. Naar de Ardennen
2. een paar dagen
3. In deze rustige week voor Pasen
4. A B en C zijn goed

Met dat spel kun je je urenlang vermaken.

1. met dat spel
2. urenlang
3. urenlang en met dat spel
4. kun vermaken

Door het droge voorjaar is het waterpeil gezakt.

1. Door het droge voorjaar
2. het waterpeil
3. A en B
4. is gezakt

De bakker bakt een taart.

1. De bakker
2. bakt
3. een taart
4. Geen bijwoordelijke bepaling

De bakker bakt een taart in zijn oven.

1. De bakker
2. in zijn oven
3. een taart
4. Geen bijwoordelijke bepaling

Bedenk zelf een zin waar minimaal één bijwoordelijke bepaling in zit en schrijf deze op een blaadje.

Evaluatie

• Wat is of doet een bijwoordelijke bepaling?
• Zijn er nog vragen?

Bijwoordelijke bepaling

Soms zijn bijwoordelijke bepalingen niet zo makkelijk te vinden omdat je vragen als waar?, wanneer? etc. niet kan stellen. Maar als je de zinnen op de juist manier ontleedt, blijven ze vanzelf over.

  

Voorbeelden:

1. Ik heb de wedstrijd niet gezien.

2. Zou Ajax deze wedstrijd ook winnen.

3. Waar heb je hem nou gelaten?

4. Ik kan dat wel begrijpen.

In deze zinnen zijn niet, ook, nou en wel bijwoordelijke bepalingen.