Formuleren hst.3

Welkom!

Goedemorgen toppers van 1D!


Je legt je lesboek, schrift, map en je etui klaar op je tafel.

Eerst starten we de les met 5 min. lezen.




1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

Goedemorgen toppers van 1D!


Je legt je lesboek, schrift, map en je etui klaar op je tafel.

Eerst starten we de les met 5 min. lezen.




Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

- nakijken opdrachten woordenschat hst.3;

- toets opschrijven paragraaf woordenschat;

- start pragraaf Formuleren hst. 3

Slide 2 - Slide

Woordenschat hst. 3
  • Opdrachten nakijken (bord);
  • SO paragraaf Woordenschat hst. 3 (blz. 97 t/m blz. 99) op maandag 3 april 2017 (3e lesuur).

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Lesdoel

Aan het eind van deze paragraaf kan/weet je:

  1. de trappen van vergelijking van bijvoeglijke naamwoorden maken;
  2. de regels voor het gebruik van als en dan.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Welke drie trappen zijn er in het filmpje genoemd? (Geef zo nodig een voorbeeld)

Slide 7 - Open question

Trappen van vergelijking
  1. Stellende trap (Albert is lief);
  2. Vergrotende trap (Barry is liever);
  3. Overtreffende trap (Chris is het liefst).


Op blz. 110 in je lesboek kun je lezen hoe je de woorden moet aanpassen.

Slide 8 - Slide

Zelf oefenen

Maak nu opdracht 1 en 2 op blz. 110 in je boek. Lees ook de theorie goed door!

Als je klaar bent, mag je alvast aan de andere opdrachten gaan werken, tenzij je de uitleg niet snapt.

Slide 9 - Slide

Wat gaan we doen?

- nakijken huiswerk (opdr 1 en 2 blz. 110)

- paragraaf formuleren afmaken

- magazine brugklas

- lezen

-oefenen woordenschat so.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Als of dan...
  • Je gebruikt als na de stellende trap.
  • Je gebruikt dan na de vergrotende trap.

Slide 12 - Slide

Zelf oefenen
  • Je maakt opdracht 3, 4 en 5 op blz. 111


Als je klaar bent, doe je het volgende:

  • Lezen in je leesboek, of;
  • woordjes leren voor de paragraaf woordenschat.

Slide 13 - Slide