Water in Nederland. par 1b

Les 3.1b  H3/T2
Log in: L.Up en LearnB.
1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Les 3.1b  H3/T2
Log in: L.Up en LearnB.

Slide 1 - Slide

05 min: Start les/ absenten 
02 min: Bespreken hoofdvraag & deelvraag & lesdoelen 
15 min: uitleg/instructie
05 min: Herhalen lesdoelen
02 min: Evaluatie
25 min: Starten opdrachten &
                Verlengde instructie
01 min: afsluiting

Planning les par 3.1 b 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wind en zee
► In de ijstijden was het veel kouder dan nu. In de winter was alles bevroren
 en voerden de rivieren geen water af. In de zomer was de waterafvoer juist 
hoog. De sterk stromende rivieren brachten daarom in de zomer veel zand 
mee. De wind en de zee verplaatsten dat zand weer verder.
● In de laatste ijstijd, tot 12.000 jaar geleden, lag er een kilometersdikke laag ijs op Scandinavië en Canada. Er lag zoveel water als ijs op het land, dat de zeespiegel veel lager stond dan nu. Aan het eind van de ijstijd smolt dat landijs en daardoor steeg de zeespiegel snel. Wind, golven en eb en vloed verplaatsten het zand dat de rivieren hadden meegebracht, langs de grens van land en zee. Zo ontstonden eilanden met strand en duinen voor de kust.
● Het gebied tussen de eilanden voor de kust en het vasteland overstroomde met vloed. Het water stroomde er langzaam, of stond stil. Daardoor konden zeezand en zeekleideeltjes die het binnenstromende water meenam, hier worden neergelegd. Dat duurde duizenden jaren, zodat er nu dikke lagen zeezand en zeeklei liggen. In de Waddenzee gaat dit proces nog steeds door.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video


Moerassen en veen

► Na de ijstijd steeg de zeespiegel steeds langzamer. Maar de rivieren voerden nog wel steeds zand aan. Daardoor konden de duinen breder en hoger worden. De eilanden langs de kust van Noord- en Zuid-Holland groeiden daardoor aan elkaar. Het zoute zeewater kon daardoor het gebied achter de duinen niet meer goed bereiken. De rivieren konden dat wel. Daardoor ontstonden daar grote zoetwatermoerassen met waterplanten en riet. Omdat de plantenresten onder water lagen, konden ze niet verrotten. Boven op de afgestorven plantenresten groeiden steeds weer nieuwe planten. Er ontstond daardoor een dikke laag veen. Uiteindelijk kon er alleen nog veenmos groeien, dat als een soort spons regenwater vasthoudt 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat heb je deze les geleerd.
Leerdoelen:

  1. Je kunt uitleggen hoe de rivieren het Nederlandse landschap hebben opgebouwd.
  2. Je kunt uitleggen hoe de zee het Nederlandse landschap heeft opgebouwd.
  3. Je kunt uitleggen hoe veen het Nederlandse landschap heeft opgebouwd.
  4. Je kunt vertellen op welke plekken de eerste mensen in Nederland gingen wonen en waarom daar.
  5. Je kent de begrippen en kunt ze toepassen.

Begrippen:
Laag-Nederland, Hoog- Nederland, sedimentatie, oeverwallen, inklinken, komgronden, delta.


De theorie vind je in:
Texstboek: Par 5.1,  Learnbeat: Par 3.1
 

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Je gaat aan de slag met de opdrachten van §3.1 in Learnbeat
Huiswerk:
maken opdrachten: 6bcdef, 7, 8abd, 
Van herhaling: vraag 3 en 4

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Als de dijken breken

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video