This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Het oog
Slide 2 - Slide
14.3 en 14.4 oog
Slide 3 - Slide
In tegenstelling van wat vaak wordt gedacht komt een stier niet af op een rode lap, maar juist op de beweging van de lap. Stieren (en koeien) zijn namelijk kleurenblind. Hoe kun je dat aan het oog zien?
A
Het oog heeft geen gele vlek.
B
Het oog heeft alleen maar staafjes.
C
D
Het oog heeft geen blinde vlek.
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Slide
Hoe heet de vlek waar de oogzenuw het oog verlaat?
A
Gele vlek
B
Zwarte vlek
C
Blinde vlek
D
Onzichtbare vlek
Slide 6 - Quiz
Wat is de functie van de gele vlek?
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
Lens
accomoderen
zorgt ervoor dat er een scherp beeld op het netvlies valt
Slide 9 - Slide
kringspier
aangespannen
geen trekkracht meer aan de lensbandjes -> lens wordt bol
kringspier ontspannen
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Ad leest zijn boek zonder bril en als hij aan het autorijden is moet hij een bril op. Welke oogafwijking heeft Ad en welke bril heeft hij op bij het autorijden?
A
Bijziend en + bril
B
Bijziend en - bril
C
Verziend en + bril
D
Verziend en - bril
Slide 12 - Quiz
Oudere mensen kunnen vaak alleen wanneer ze de krant met gestrekte armen voor zich houden, deze zonder bril lezen.
Welke van de genoemde veranderingen kan daarvan de oorzaak zijn?
A
het troebel worden van het hoornvlies
B
het troebel worden van de lens
C
het verminderen van de elasticiteit van de lens
D
het groter worden van de afstand tussen netvlies en lens
In het netvlies van een oog van een inktvis liggen de zintuigcellaag en de zenuwcellaag, vergeleken met de ligging in het netvlies van een menselijk ook, in omgekeerde volgorde. Wat zal als gevolg hiervan bij een inktvisoog ontbreken?
A
de blinde vlek
B
de gele vlek
C
het vaatvlies
D
de pigmentlaag
Slide 15 - Quiz
Welke van de volgende beweringen over de oogvliezen is juist?
A
het harde oogvlies gaat aan de voorkant van het oog over in het regenboogvlies
B
het hoornvlies is de doorzichtige voorzijde van het harde oogvlies
C
de iris is het gekleurde deel van het netvlies
D
de pupil is een opening in het hoornvlies
Slide 16 - Quiz
Iemand is schorsblind als
A
het netvlies van het oog zo ernstig beschadigd is dat het geen lichtprikkels meer kan opvangen
B
de oogzenuwen door een ongeval niet meer functioneren, hoewel er aan de ogen zelf niets mankeert
C
het hoornvlies troebel is geworden
D
het primaire gezichtscentrum van de hersenen is uitgeschakeld
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
netvlies: licht wordt omgezet in een zenuwimpuls
Doordat staafjes in groepen geschakeld zijn op een afvoerende sensorische zenuwcel telt de informatie over de hoeveelheid licht als het ware op. Daardoor kun je bij weinig licht toch zien met je staafjes.
staafjes
- lage drempelwaarde (schemer)
- zwart/wit
-onscherp beeld
kegeltjes
- hoge drempelwaarde
- kleur zien
- scherp beeld
- gele vlek
Slide 20 - Slide
verdeling
staafjes en kegeltjes
over het netvlies
Slide 21 - Slide
niet geprikkelde staafjes en kegeltjes geven een constante stroom neurotransmitter af -> constante impuls frequentie
pigment in de staafjes en kegeltjes valt door belichting uit elkaar en zorgt ervoor dat er even geen neurotransmitter wordt afgeven.
staafjes
- rodopsine
kegeltjes
- fotopsine
Bij een hoge lichtintensiteit valt al het rodopsine uiteen en duurt het enige tijd voordat er weer voldoende rodopsine is teruggevormd. Mensen die problemen hebben met het terugvormen van hun rodopsine, zijn nachtblind.
Slide 22 - Slide
3 soorten kegeltjes
rood licht
groen licht
blauw licht
Slide 23 - Slide
kegeltjes
: scherper beeld
1 kegeltje per ganglion
staafjes: minder scherp
meerdere staafjes per ganglion
ganglion cellen
bipolaire cellen
glasachtig lichaam
naar de oogzenuw
receptief veld
Slide 24 - Slide
receptief veld
een groep zintuigcellen in het netvlies die geschakeld zijn op 1 ganglioncel
Slide 25 - Slide
Enkele beweringen over kegeltjes en staafjes in de ogen van de mens zijn:
1) zowel kegeltjes als staafjes bevatten lichtgevoelig pigment, 2) de prikkeldrempel van een staafje is afhankelijk van het aantal schakelcellen waarmee het is verbonden, 3) in de schemering wordt de prikkeldrempel van kegeltjes eerder overschreden dan die van staafjes.
Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
1
B
2
C
3
Slide 26 - Quiz
Een persoon kijkt 's nachts naar de sterren. Op een gegeven ogenblik ziet hij een lichtzwakke ster. Als hij probeert hiervan een duidelijk beeld te krijgen, ziet hij opeens de ster niet meer. De ster wordt voor hem onzichtbaar doordat in beide ogen het beeld van de ster:
A
op de gele vlek valt waar alleen kegeltjes voorkomen
B
op de gele vlek valt waar alleen staafjes voorkomen
C
naast de gele vlek valt op een plaats waar alleen kegeltjes voorkomen
D
naast de gele vlek valt waar alleen staafjes voorkomen
Slide 27 - Quiz
Opdracht: Het zien van onjuiste beelden met je hersenen komt door verschillende oorzaken. Verklaar met processen in zintuigcellen netvlies, zenuwcellen netvlies, hersenen:
mensen zien onjuiste kleuren,
je ziet een donkere vlek nadat je in de zon hebt gekeken
gezichtsbedrog,
je ziet onscherpe beelden van de zijkanten van je netvlies.
Slide 28 - Slide
antwoorden
Onjuiste kleuren zien komt door het aanwezig zijn van minder typen werkzame kegeltjes, dus door processen in de zintuigcellen in het netvlies.
Door in de zon te kijken zijn de fotoreceptoren op de plek waar het beeld van de zon terechtkwam, te sterk geprikkeld. Door adaptatie hebben ze tijdelijk een hogere prikkeldrempel gekregen. Dit is een proces in de zintuigcellen.
Gezichtsbedrog komt vaak doordat hersenen de binnenkomende informatie fout interpreteren.
Onscherpe beelden zien van de zijkanten van het netvlies komt doordat de dichtheid van de staafjes kleiner is dan van de kegeltjes en doordat de staafjes in grote groepen geschakeld zijn. Het onscherpe zien is dus een gevolg van aantallen staafjes en de schakeling met de zenuwcellen in het netvlies.
Slide 29 - Slide
chiasma
chiasma opticum
oogzenuwen "kruisen" en een deel van de zenuwen gaat naar de andere hersenhelft