Nederlands les 4

Check
- Telefoon in de zak naast de deur

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Check
- Telefoon in de zak naast de deur

Slide 1 - Slide

Nederlands les 4 - 2F

Docent Anjali Sneep-Deuzeman
asneep@regiocollege.nl

Slide 2 - Slide

Opdracht    De Babbelbox

Slide 3 - Slide

Opdracht    De Songtekst
De opdracht:
Jullie gaan een lied schrijven op de melodie van “Ik neem je mee”.
Schrijf de tekst in een nieuw WORD-bestand waarin de volgende groep verder kan schrijven, zodat er één lied ontstaat.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Opdracht    Translate
De opdracht:
Vertaal het lied naar een Nederlandse versie die op dezelfde melodie als het origineel past.
Schrijf de tekst in een WORD-bestand waarin de volgende groep verder kan schrijven, zodat er één lied ontstaat.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Opdracht    Hersenkraker

Maak er lopende zinnen van inclusief interpunctie (leestekens), hoofdletters, punten, komma’s.
Schrijf de zin op een vel papier.

Slide 8 - Slide

Opdracht    Raad het woord

De groep krijgt één woord te zien. Je omschrijft het woord totdat de persoon die met de rug naar jullie toe zit, het woord heeft geraden. Wordt het woord geraden dan is de volgende aan de beurt. Probeer binnen de tijd zoveel mogelijk woorden te raden.

Slide 9 - Slide

Opdracht    Rara raadsel

Los binnen de tijd zoveel mogelijk raadsels op. 

Slide 10 - Slide

timer
10:00

Slide 11 - Slide

De antwoorden

Slide 12 - Slide

Opdracht    Hersenkraker

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Mijn dag begint met: wekker uitzetten, opstaan, douchen, aankleden en ontbijten. Mijn moeder roept ondertussen: "Opschieten, want je komt te laat!"
Ik zeg dan: "Pech!" Er zijn twee mogelijkheden: ik kom op tijd of ik ben te laat. Mijn mentor zegt: "Als je drie keer te laat komt, blijf je na."

Slide 15 - Slide

Opdracht    Rara raadsel

Slide 16 - Slide

1. Antwoord: Wit. Het huis staat namelijk op de Noordpool, dus het is een ijsbeer.
2. Antwoord: Een kaars.
3. Antwoord: Tot de helft. Daarna rent de hond het bos weer uit.
4. Antwoord: Een geheim.
5. Antwoord: Het regent niet.
6. Antwoord: Zijn paard heet Vrijdag.
7. Antwoord: Hij viel van de onderste sport/trede
8. Antwoord: Je naam.
9. Antwoord: Hij heet Mo.
10. Antwoord: Twaalf maanden.
11. Antwoord: Gisteren, vandaag, morgen.
12. Antwoord: De zee.
13. Drie. In het ergste geval zijn de eerste twee sokken een zwarte en een witte. Bij de derde sok heb je sowieso een paar van één kleur.
14. Antwoord: Een schaduw.

1. Antwoord: Wit. Het huis staat namelijk op de Noordpool, dus het is een ijsbeer.
2. Antwoord: Een kaars.
3. Antwoord: Tot de helft. Daarna rent de hond het bos weer uit.
4. Antwoord: Een geheim.
5. Antwoord: Het regent niet.
6. Antwoord: Zijn paard heet Vrijdag.
7. Antwoord: Hij viel van de onderste sport/trede
8. Antwoord: Je naam.
9. Antwoord: Hij heet Mo.
10. Antwoord: Twaalf maanden.
11. Antwoord: Gisteren, vandaag, morgen.
12. Antwoord: De zee.
13. Drie. In het ergste geval zijn de eerste twee sokken een zwarte en een witte. Bij de derde sok heb je sowieso een paar van één kleur.
14. Antwoord: Een schaduw.

Slide 17 - Slide