Past Simple & Present Perfect
Je gebruikt de past simple om te zeggen dat iets AFGELOPEN is.
I took the bus to school this morning --> is nu afgelopen.
Je gebruikt je present perfect om te zeggen dat: (vorm van has/have + volt.dlw)
- iets in het verleden gebeurt is en NU nog aan de gang is. --> I have been working as a police officer since 2010. (since geeft aan dat nog steeds aan de gang is)
- om te praten over ervaringen --> We have just witnessed a robbery. (je hebt het net ervaren)
- te zeggen dat iets in het verleden gebeurd is en je daar nu resultaat van merkt. --> Someone has stolen my wallet, I don't have any money now. (je portomonee is gestolen restultaat is: je bent broke af nu.