Scheikunde 2 - Les 1

Scheikunde 2 - Les 1
1 / 44
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Scheikunde 2 - Les 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesplanning
  • Scheikunde 2 - Wat is het doel?
  • Afsluiting scheikunde 2
  • Doornemen weekplanning
  • Herhaling scheikunde 1
  • Doornemen leerdoelen
  • Opbouw atoom
  • Check? Snap je het?
  • Afsluiting & aan de slag!

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doel:
Voorbereiden op doorstroom HBO in de "Groene" sector

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Doel:
Voorbereiden op doorstroom HBO in de "Groene" sector


Het cijfer telt niet mee voor de overgang.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat het je nodig?

  • Pen & papier
  • BINAS

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Weekplanning
Week 1: Opbouw van atoom en ion
Week 2: Opbouw van atoom en ion, isotopen
Week 3: Atoombindingen & covalentie
Week 4: Verschillende soorten bindingen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Lesplanning
  • Scheikunde 2 - Wat is het doel?
  • Afsluiting scheikunde 2
  • Doornemen weekplanning
  • Herhaling scheikunde 1
  • Doornemen leerdoelen
  • Opbouw atoom
  • Check? Snap je het?
  • Afsluiting & aan de slag!

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Oefenen
Geef aan of de weergegeven stoffen ionen, atomen, elementen, moleculen of verbindingen zijn door kruisjes te zetten in de juiste vakjes
Atoom
Element
Molecuul
Verbinding
NaCl
K
H2
C

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Atoom, element, molecuul en verbinding

Atoom = Kleinste deeltje dat kan worden onderscheiden, 1 deeltje
Element = 1 soort deeltjes
Molecuul = 2 of meer deeltjes aan elkaar
Verbinding = 2 of meerdere soorten deeltjes aan elkaar

Slide 10 - Slide

Atoom: kleinste deeltje van een element, een deeltje dat chemisch niet gesplitst kan worden. Elk atoomsoort heeft een eigen symbool, zie binas tabel 38.

Elementen: zuivere stoffen die chemisch niet ontleed kunnen worden. Er zijn 92 elementen in de natuur.

Ion:

Verbinding: Wanneer verschillende atomen tot een molecuul zich verenigen ontstaat er een nieuwe stof met nieuwe eigenschappen --> een verbinding. Bijvoorbeeld de verbinding water bestaat uit 2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom.
We kunnen een molecuul met een symbool aanduiden in een formule. Dat noemen we een molecuulformule: dat is het symbool dat het aantal en de soort atomen in een molecuul weergeeft. Bijv. H2O

Moleculen: bestaan uit twee of meer atomen die met elkaar verbonden zijn. Het aantal atomen bepaald of een molecuul groot of klein is. Bijvoorbeeld O2, bestaat uit twee zuurstofatomen.  
Oefenen
Geef aan of de weergegeven stoffen ionen, atomen, elementen, moleculen of verbindingen zijn door kruisjes te zetten in de juiste vakjes
Atoom
Element
Molecuul
Verbinding
NaCl
x
x
K
x
x
H2
x
x
C
x
x

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Lesplanning
  • Scheikunde 2 - Wat is het doel?
  • Afsluiting scheikunde 2
  • Doornemen weekplanning
  • Herhaling scheikunde 1
  • Doornemen leerdoelen
  • Opbouw atoom
  • Check? Snap je het?
  • Afsluiting & aan de slag!

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Jij:
  • Kunt uitleggen op welke wijze een atoom is opgebouwd (kern, elektronenwolk)
  • Kent de verschillende elektronenschillen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Lesplanning
  • Scheikunde 2 - Wat is het doel?
  • Afsluiting scheikunde 2
  • Doornemen weekplanning
  • Herhaling scheikunde 1
  • Doornemen leerdoelen
  • Opbouw atoom
  • Check? Snap je het?
  • Afsluiting & aan de slag!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Wat ze nog niet wisten in die tijd......

Waar bestaan de stoffen uit?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Bouw van een atoom

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Vul in voor jezelf:
a. De bouwstenen van moleculen worden ....................... genoemd.
b. Er zijn iets meer dan ................... verschillende atomen.
c. Een atoom bestaat uit een ............ met daaromheen van een aantal elektronen.
d. De .............. is opgebouwd uit twee soorten deeltjes: ............ en neutronen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Vul in voor jezelf:
a. De bouwstenen van moleculen worden atomen genoemd.
b. Er zijn iets meer dan honderd verschillende atomen.
c. Een atoom bestaat uit een kern met daaromheen van een aantal elektronen.
d. De kern is opgebouwd uit twee soorten deeltjes: protonen en neutronen.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

 Deeltjesmodellen
Atoommodel van Rutherford     en      Atoommodel van Bohr

Slide 23 - Slide

Atoommodel van Rutherford:
1911:
Zegt dat er een kern is met daarin protonen en neutronen. Daaromheen is een elektronenwolk waarin de elektronen zich bevinden.

Atoommodel van Bohr:
1913:
Zegt dat de elektronen zich niet kriskras door elkaar bewegen in de wolk, maar in een paar gebieden voorkomen.
Hij noemt deze gebieden schillen. Hij gaf de schillen letters K, L, M enzovoort. De K-schil ligt het dichtst bij de kern.

Slide 24 - Video

This item has no instructions

Atoomnummer en massagetal
Atoomnummer = Aantal protonen in de kern
Massagetal = Aantal protonen + neutronen in de kern

Hoeveelheid elektronen is afhankelijk van de lading

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wanneer noem je een atoom nu een ion?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Ionen
Definitie van een ion

een ion is een geladen deeltje dat ontstaat doordat een atoom een of meer elektronen in de buitenste schil opneemt of afstaat

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Verschil tussen atoom en ion
  • Atoom met positieve lading heet een positief ion.
  • Atoom met een negatieve lading heet een negatief ion.
  • Lading hangt af van hoeveel elektronen een atoom kan opnemen of afstaan. Dit noem je elektrovalentie.


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Ionen
  • Ionen zijn dus geladen atomen
  • Een ion heeft een verschillend aantal elektronen en protonen
  • Het massagetal van een ion is hetzelfde als het massagetal van het atoom
  • De elektronen zijn verdeeld over een aantal schillen.
    Zie Binas tabel 99



Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Protonen, neutronen en elektronen







1 u = 1 uiterst klein beetje; De lading is zo klein dat er een speciale eenheid voor is gemaakt
Massa
Lading
Protonen
1 u
+1
Neutronen
1 u
0
Elektronen
1 u
- 1

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Lesplanning
  • Scheikunde 2 - Wat is het doel?
  • Afsluiting scheikunde 2
  • Doornemen weekplanning
  • Herhaling scheikunde 1
  • Doornemen leerdoelen
  • Opbouw atoom
  • Check? Snap je het?
  • Afsluiting & aan de slag!

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Welk type deeltje(s) kunnen in een atoomkern voorkomen?
A
Protonen en elektronen
B
Protonen, elektronen en neutronen
C
Neutronen en elektronen
D
Protonen en neutronen

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Welk type deeltjes in het atoom bepaalt welk atoomsoort het is?

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Een negatief geladen ion bevat:
A
Meer protonen dan elektronen
B
Meer elektronen dan protonen
C
Dit kun je niet weten

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Gebruik Binas tabel 99: Een atoom bevat 16 protonen en 18 neutronen, dit atoom is:
A
Zwavel, S
B
Argon, Ar
C
Seleen, Se
D
Zuurstof, O

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Massagetal =
A
Aantal protonen
B
Aantal neutronen
C
Aantal protonen - aantal elektronen
D
Aantal protonen + aantal neutronen

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Lading ion =
A
Aantal protonen - aantal elektronen
B
Aantal protonen - aantal neutronen
C
Aantal elektronen- aantal protonen
D
Aantal elektronen

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de volgende uitspraken over het atoommodel van Bohr is correct?
A
Elektronen bewegen willekeurig door de atoomkern.
B
Elektronen bewegen in vaste banen (schillen) rond de kern.
C
Protonen en neutronen bewegen in cirkelbanen rond de kern.
D
Het atoommodel van Bohr verklaart het gedrag van alle elementen perfect.

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de volgende uitspraken over het atoommodel van Bohr is correct?
A
Elektronen bewegen willekeurig door de atoomkern.
B
Elektronen bewegen in vaste banen (schillen) rond de kern.
C
Protonen en neutronen bewegen in cirkelbanen rond de kern.
D
Het atoommodel van Bohr verklaart het gedrag van alle elementen perfect.

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Lesplanning
  • Scheikunde 2 - Wat is het doel?
  • Afsluiting scheikunde 2
  • Doornemen weekplanning
  • Herhaling scheikunde 1
  • Doornemen leerdoelen
  • Opbouw atoom
  • Check? Snap je het?
  • Afsluiting & aan de slag!

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Jij:
  • Kunt uitleggen op welke wijze een atoom is opgebouwd (kern, elektronenwolk)
  • Kent de verschillende elektronenschillen

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
Bouw een atoom -> Klik hier!

Doel: Ontdek! 

Volgende les verder 

Slide 44 - Slide

This item has no instructions