Met een waterpas controleert de timmerman of iets precies horizontaal ligt (‘waterpas’), of precies verticaal staat (‘te lood’). De timmerman plaatst de waterpas op het oppervlak dat hij wil controleren. Staat de bel in het buisje exact tussen de streepjes, dan is de stand waterpas of te lood. Voor de zekerheid kan de waterpas een halve slag worden gedraaid en worden gekeken of de bel opnieuw exact tussen de streepjes staat. Dan is zeker dat de waterpas betrouwbaar is.