Mening geven

Mening geven
1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Mening geven

Slide 1 - Slide

Feit en mening

Slide 2 - Slide

Feit of mening?
Jan werkt erg hard.

A
feit
B
mening

Slide 3 - Quiz

Feit of mening?
Jan werkt 65 uur per week.
A
feit
B
mening

Slide 4 - Quiz

Feit of mening?
Amsterdam is de hoofdstad van Nederland.
A
feit
B
mening

Slide 5 - Quiz

Feit of mening?
Amsterdam is gezellig, maar ook vies.
A
feit
B
mening

Slide 6 - Quiz

Feit of mening?
Amsterdam is mooier dan Rotterdam.
A
feit
B
mening

Slide 7 - Quiz

Feit of mening?
Deze auto kost 45.000 euro.
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quiz

Feit of mening?
Deze auto vind ik enorm duur.

A
feit
B
mening

Slide 9 - Quiz

Jouw mening geven
Wat zeg je?

Slide 10 - Slide

Jouw mening geven
       – Ik vind het goed / niet goed, want...
        – Ik vind dat goed / niet goed, want...
        – Ik denk dat …….
        – Volgens mij is dat …….
        – Ik ben het ermee eens.
        – Ik ben het er niet mee eens.

Slide 11 - Slide

Oefenen
Ik vind rood een mooie kleur.
Ik vind dat rood een mooie kleur is.

Ik vind Nederland een heel klein land.

Ik denk dat hij erg moe is.
Volgens mij is hij erg moe.




Slide 12 - Slide

Meer oefenen
– Wat vind je van roken?
 – Ik vind dat roken verboden moet worden.
– Waarom?
Omdat roken niet gezond is.
Omdat roken slecht voor je longen is.
Omdat roken vies is.
Werkwoord aan het einde van de zin!

Slide 13 - Slide

Wat vind jij van dit schilderij?

Slide 14 - Slide

Wat vind jij van rauwe haring?

Slide 15 - Slide

Wat vind jij van Zwolle?

Slide 16 - Slide

Eens / oneens
Ik ben het daar mee eens = Ik vind dat ook!
Ik ben het daar mee oneens = Ik vind dat niet. 

Voorbeeld:
Ik vind dat scooters verboden moeten worden.
Ik ben het daar mee oneens. 

Slide 17 - Slide

Ik vind dat onderwijs gratis moet zijn.
A
Ik ben het daar mee eens.
B
Ik ben het daar mee oneens.

Slide 18 - Quiz

Ik vind dat je een helm moet dragen op de fiets.
A
Ik ben het daar mee eens.
B
Ik ben het daar mee oneens.

Slide 19 - Quiz

Ik vind aardappels echt vies.
A
Ik ben het daar mee eens.
B
Ik ben het daar mee oneens.

Slide 20 - Quiz

Harde muziek vind ik geen probleem.
A
Ik ben het daar mee eens.
B
Ik ben het daar mee oneens.

Slide 21 - Quiz