1) Je weet wat het verschil is tussen een feit en een mening en je kunt deze uit de tekst halen.
2) Je weet wat argumenten zijn en je kunt deze aanwijzen in een tekst.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Feiten, meningen en argumenten
1) Je weet wat het verschil is tussen een feit en een mening en je kunt deze uit de tekst halen.
2) Je weet wat argumenten zijn en je kunt deze aanwijzen in een tekst.
Slide 1 - Slide
Wat is het verschil tussen een feit mening en argument
Slide 2 - Open question
Feiten
Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is:
– Het Paleis op de Dam staat in Amsterdam.
– Het Paleis op de Dam heeft een knaloranje voordeur.
De eerste zin is een voorbeeld van een waar feit; de tweede zin is een voorbeeld van een onwaar feit. Je kunt beide feiten controleren door naar de Dam in Amsterdam te gaan.
Slide 3 - Slide
Mening
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn.
Ik houd van spaghetti.
Ik vind blauw geen mooie kleur.
Slide 4 - Slide
Argumenten
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.
Slide 5 - Slide
Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord: Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 6 - Quiz
Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord: want de docent is erg leuk.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 7 - Quiz
Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord: Ik vind Maxima de mooiste koningin van Europa.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 8 - Quiz
Kijk naar onderstaande zin en kies het juiste antwoord: Willem-Alexander is de koning van Nederland.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 9 - Quiz
Wat is een argument?
A
een argument is bewijsbaar
B
een argument is een reden waarom jij iets vindt
Slide 10 - Quiz
De smartphone is onmisbaar.Heel veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder smartphone.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 11 - Quiz
Wat doe je als je een argument weerlegt?
A
Dan bevestig je het argument
B
Dan bedenk je een argument
C
Dan herhaal je een argument
D
Dan ga je tegen het argument in
Slide 12 - Quiz
Staat hier een feit, mening of argument?
Uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 13 - Quiz
Feiten, meningen en argumenten
1) Je weet wat het verschil is tussen een feit en een mening en je kunt deze uit de tekst halen.
2) Je weet wat argumenten zijn en je kunt deze aanwijzen in een tekst.
Slide 14 - Slide
Wat is het verschil tussen een feit mening en argument