2 KGT Woorden 4.5

Wat gaan we doen deze les?
Woorden - Afleiding 
  • Uitleg
  • Blooket
Aan het einde van de les
- kun je zelfstandige naamwoorden maken van werkwoorden.
- heb je 25 nieuwe woorden geleerd

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen deze les?
Woorden - Afleiding 
  • Uitleg
  • Blooket
Aan het einde van de les
- kun je zelfstandige naamwoorden maken van werkwoorden.
- heb je 25 nieuwe woorden geleerd

Slide 1 - Slide

Afleiding

Slide 2 - Slide

Afleiding
Van een werkwoord kun je een zelfstandig naamwoord maken.

Slide 3 - Slide

Afleiding
Van een werkwoord kun je een zelfstandig naamwoord maken.

  1. Zet een lidwoord voor het hele werkwoord.
  2. Gebruik een achtervoegsel (-ing, -atie, -sel, -is...).


Slide 4 - Slide

Afleiding
Van een werkwoord kun je een zelfstandig naamwoord maken.

  1. Zet een lidwoord voor het hele werkwoord.
  2. Gebruik een achtervoegsel (-ing, -atie, -sel, -is...).
• Je kunt online naar muziek luisteren.
luisteren = ww
• Het luisteren naar muziek kan online.
het luisteren = zn

Slide 5 - Slide

Afleiding
Van een werkwoord kun je een zelfstandig naamwoord maken.

  1. Zet een lidwoord voor het hele werkwoord.
  2. Gebruik een achtervoegsel (-ing, -atie, -sel, -is...).

Voorbeeldzin: "Zullen ze die regel echt afschaffen?"

Slide 6 - Slide

Afleiding
Van een werkwoord kun je een zelfstandig naamwoord maken.

  1. Zet een lidwoord voor het hele werkwoord.
  2. Gebruik een achtervoegsel (-ing, -atie, -sel, -is...).

Voorbeeldzin: "Zullen ze die regel echt afschaffen?"

Slide 7 - Slide

Afleiding
Van een werkwoord kun je een zelfstandig naamwoord maken.

  1. Zet een lidwoord voor het hele werkwoord.
  2. Gebruik een achtervoegsel (-ing, -atie, -sel, -is...).

Voorbeeldzin: "Zullen ze die regel echt afschaffen?"
werkwoord: afschaffen > zelfstandig naamwoord: afschaffing

Slide 8 - Slide

Afleiding
  • vergaderen - ....................
  • repareren - ....................
  • proberen -  ....................

Slide 9 - Slide

Afleiding
  • vergaderen - vergadering
  • repareren - ....................
  • proberen -  ....................

Slide 10 - Slide

Afleiding
  • vergaderen - vergadering
  • repareren - reparatie
  • proberen -  ....................

Slide 11 - Slide

Afleiding
  • vergaderen - vergadering
  • repareren - reparatie
  • proberen -  probeersel

Slide 12 - Slide

Maak van het werkwoord 
een zelfstandig naamwoord
  1. Jij moet hem niet zo afleiden!
  2. Daarin zal de docent zich wel hebben vergist.
  3. De agent arresteerde de winkeldief.
  4. Dat wil ik wel een keer uitproberen.
  5. De kans op neerslag neemt toe.

Slide 13 - Slide

Opdracht: maak van het werkwoord 
een zelfstandig naamwoord
  1. Jij moet hem niet zo afleiden! afleiding
  2. Daarin zal de docent zich wel hebben vergist.
  3. De agent arresteerde de winkeldief.
  4. Dat wil ik wel een keer uitproberen.
  5. De kans op neerslag neemt toe.

Slide 14 - Slide

Opdracht: maak van het werkwoord 
een zelfstandig naamwoord
  1. Jij moet hem niet zo afleiden! afleiding
  2. Daarin zal de docent zich wel hebben vergist. vergissing
  3. De agent arresteerde de winkeldief.
  4. Dat wil ik wel een keer uitproberen.
  5. De kans op neerslag neemt toe.

Slide 15 - Slide

Opdracht: maak van het werkwoord 
een zelfstandig naamwoord
  1. Jij moet hem niet zo afleiden! afleiding
  2. Daarin zal de docent zich wel hebben vergist. vergissing
  3. De agent arresteerde de winkeldief. arrestatie
  4. Dat wil ik wel een keer uitproberen.
  5. De kans op neerslag neemt toe.

Slide 16 - Slide

Opdracht: maak van het werkwoord 
een zelfstandig naamwoord
  1. Jij moet hem niet zo afleiden! afleiding
  2. Daarin zal de docent zich wel hebben vergist. vergissing
  3. De agent arresteerde de winkeldief. arrestatie
  4. Dat wil ik wel een keer uitproberen. uitprobeersel
  5. De kans op neerslag neemt toe.

Slide 17 - Slide

Opdracht: maak van het werkwoord 
een zelfstandig naamwoord
  1. Jij moet hem niet zo afleiden! afleiding
  2. Daarin zal de docent zich wel hebben vergist. vergissing
  3. De agent arresteerde de winkeldief. arrestatie
  4. Dat wil ik wel een keer uitproberen. uitprobeersel
  5. De kans op neerslag neemt toe. toename

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link