Lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp

Nederlands
Grammatica 

Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands
Grammatica 

Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Slide

Terugblik
Je kunt nu al ...
... de persoonsvorm in een zin benoemen.
... het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen.
... het onderwerp in een zin benoemen.

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les ...


... kun je het lijdend voorwerp in een zin herkennen en benoemen.
... kun je het meewerkend voorwerp herkennen en benoemen.


Slide 3 - Slide

Maar eerst ...
... een stukje herhaling!

Opdracht: Benoem in iedere zin:
  • de persoonsvorm (pv)
  • het werkwoordelijk gezegde (wg)
  • het onderwerp (ow)



Slide 4 - Slide

Benoem de pv, het wg en ow

1. Mijn broertje is een heerlijke appeltaart aan het bakken.

Slide 5 - Open question

Benoem de pv, het wg en ow

2. Volgende week gaan we hardlopen in het park.

Slide 6 - Open question

Benoem de pv, het wg en ow

3. De nieuwe leraar muziek schijnt heel aardig te zijn.

Slide 7 - Open question

Benoem de pv, het wg en ow

4. Mijn oom is sinds gisteren arts geworden.

Slide 8 - Open question

Benoem de pv, het wg en ow

5. Hij leert altijd heel goed voor zijn proefwerk.

Slide 9 - Open question

Benoem de pv, het wg en ow

6. Zullen we vandaag gaan fietsen?

Slide 10 - Open question

Het lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp is een bijrolspeler. Het ondergaat iets = doet zelf niets. 
Het geeft antwoord op de vraag: wat of wie + gezegde + onderwerp?

Kees geeft een brief aan Pim. 
Een brief wordt gegeven = ondergaat iets = doet zelf niets 

Hein ontvangt het rapport van zijn baas. 
Het rapport wordt ontvangen = ondergaat iets = doet zelf niets

Slide 11 - Slide

Het meewerkend voorwerp (mv)
Het meewerkend voorwerp is ook een bijrolspeler. Het is de ontvanger
Het geeft antwoord op de vraag: aan wie of voor wie + gezegde + ond (+ lv)?

De instructeur overhandigt Yasmine het zwemdiploma.
Yasmine is de ontvanger

De ober vergat voor de klant schoon bestek mee te nemen.
Voor de klant is de ontvanger

Slide 12 - Slide

(geen) Meewerkend voorwerp!
Mijn neef rent ieder jaar voor een goed doel de marathon. 

voor een goed doel is geen mv omdat ...

  • Voor een goed doel geeft geen antwoord op de vraag: aan wie/voor wie?
  • Voor een goed doel geeft antwoord op de vraag: waarvoor?
  • Voor een goed doel is geen wie (levend wezen)


Slide 13 - Slide

(geen) Meewerkend voorwerp!
Hoe weet je dat de groene zinsdelen geen meewerkend voorwerp zijn?

Mijn neef rent ieder jaar voor een goed doel de marathon. 

Het korfbalteam van mijn neefje bereidt zich al weken voor op de Nederlandse Kampioenschappen

Voor mijn verjaardag krijg ik ieder jaar hetzelfde van mijn oma. 

Slide 14 - Slide

(geen) Meewerkend voorwerp!
Het korfbalteam van mijn neefje bereidt zich al weken voor op de Nederlandse Kampioenschappen. 

Voor op de Nederlandse Kampioenschappen is geen mv omdat ...
  • Voor op de N.K. is geen ontvanger.
  • Voor op de N.K. geeft geen antwoord op de vraag: aan wie/voor wie?
  • Voor op de N.K. geeft antwoord op de vraag: waarvoor?
  • Voor op de N.K. is geen wie (levend wezen)




Slide 15 - Slide

(geen) Meewerkend voorwerp!
Voor mijn verjaardag krijg ik ieder jaar hetzelfde van mijn oma. 

Voor mijn verjaardag is geen mv omdat ...

  • Voor mijn verjaardag is geen ontvanger.
  • Voor mijn verjaardag geeft geen antwoord op de vraag: aan wie/voor wie?
  • Voor mijn verjaardag geeft antwoord op de vraag: waarvoor?
  • Voor mijn verjaardag is geen wie (levend wezen)

Slide 16 - Slide

Aan de slag!
Op de volgende pagina's vind je de opdrachten.
Lees eerst goed wat je moet doen!

Wat moet je doen?
  1. Neem de zin over.
  2. Verdeel de zin in zinsdelen (door verticale strepen te plaatsen).
  3. Benoem: werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.







Slide 17 - Slide

Benoem: wg, ow lv, mv

1. Ik wacht in de winkel.

Slide 18 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

2. Het broedkastje hangt in de boom.

Slide 19 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

3. De scheidsrechter gaf de verdediger een rode kaart.

Slide 20 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

4. Hier mag men roken.

Slide 21 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

5. We hebben gisteren in het stadion getraind.

Slide 22 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

6. Vanochtend maakte ik het ontbijt voor mijn moeder klaar.

Slide 23 - Open question

Benoem: wg, ond, lv, mv

7. Enthousiast vertelde hij mij gisteren een verhaal.

Slide 24 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

8. Een goede juwelier werkt altijd heel precies.

Slide 25 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

9. Haar neefje kan heel goed liegen.

Slide 26 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

10. De leerlingen leren grammatica tijdens de Nederlands les.

Slide 27 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

11. Tijdens de wedstrijd pakt de voetballer de bal op.

Slide 28 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

12. Wie van het Nederlands elftal krijgt dit keer een rode kaart?

Slide 29 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

13. Geef je haar je telefoon?

Slide 30 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

14. De scheidsrechter gaf de handballer een time-out van twee minuten.

Slide 31 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

15. De aanvoerder reikte zijn medespelers de gewonnen bokaal aan.

Slide 32 - Open question

Benoem: wg, ow lv, mv

16. De lerares Frans stuurde haar leerlingen via de elektronische leeromgeving een bericht over de repetitie.

Slide 33 - Open question

Tot slot ...
... een aantal vragen om te checken of je het leerdoel hebt behaald.

Slide 34 - Slide

Wel of geen lijdend voorwerp?

1. Mijn broertje is een heerlijke appeltaart aan het bakken.
A
wel een lv
B
geen lv

Slide 35 - Quiz

Wel of geen lijdend voorwerp?

2. Volgende week gaan we hardlopen in het park.
A
wel een lv
B
geen lv

Slide 36 - Quiz

Wel of geen lijdend voorwerp?

3. De nieuwe leraar muziek schijnt heel aardig te zijn.
A
wel een lv
B
geen lv

Slide 37 - Quiz

Wel of geen lijdend voorwerp?

4. Mijn oom is sinds gisteren arts geworden.
A
wel een lv
B
geen lv

Slide 38 - Quiz

Wel of geen lijdend voorwerp?

5. Hij leert altijd heel goed voor zijn proefwerk.
A
wel een lv
B
geen lv

Slide 39 - Quiz

Wel of geen lijdend voorwerp?

6. Zullen we vandaag gaan fietsen?
A
wel een lv
B
geen lv

Slide 40 - Quiz

Wel of geen meewerkend voorwerp?

7. Hij heeft voor Kerst een cadeaubon gekregen.
A
wel een mv
B
geen mv

Slide 41 - Quiz

Wel of geen meewerkend voorwerp?

8. Lisa heeft een brief geschreven aan de koning.
A
wel een mv
B
geen mv

Slide 42 - Quiz

Wel of geen meewerkend voorwerp?

9. Zij stuurt hem een paar leuke cadeaus voor zijn verjaardag.
A
wel een mv
B
geen mv

Slide 43 - Quiz