Gebruik een trema als je een klank in een woord verkeerd zou kunnen uitspreken.
geëist, beïnvloed
Gebruik een trema in samengestelde telwoorden.
tweeënhalf, drieëndertig
Gebruik géén trema, maar een koppelteken in andere samenstellingen.
gala-avond, auto-ongeluk
Gebruik géén trema als je het woord niet verkeerd kunt uitspreken.
commercieel, geobsedeerd
5.
Sommige leenwoorden krijgen géén trema.
opticien, museum