Taalcompleet A1 H4 vragen maken 1 en 2

Welke vraagwoorden weet je?
1 / 20
next
Slide 1: Mind map
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Welke vraagwoorden weet je?

Slide 1 - Mind map

Een vraagzin begint met een vraagwoord.
Wat komt er na het vraagwoord?

Slide 2 - Open question

Welke vraagzin is goed?
A
Wat jij koop?
B
Wat koop jij?
C
Jij koopt tomaten.
D
Wat koopt jij?

Slide 3 - Quiz

Welke vraagzin is goed?
A
Wanneer gaan jullie naar school?
B
wanneer gaan jullie naar school
C
Wanneer jullie gaan naar school?
D
Wanneer gaat jullie naar school?

Slide 4 - Quiz

Welke vraagzin is goed?
A
Hoeveel kost de peren?
B
Hoeveel kosten de peren
C
hoeveel kosten de peren?
D
Hoeveel kosten de peren?

Slide 5 - Quiz

Wanneer ....... je naar de markt?
Hoeveel boterhammen ...... jij?
Wat ........ jij lekker?
Wie ...... jullie?
vind
zoeken
ga
eet

Slide 6 - Drag question

....... tantes heb jij?
.... ga je heen?
.... hebben jullie de afspraak?
.... wil je doen vandaag?
... is er vandaag ziek?
Wanneer
Waar
Hoeveel
Wie
Wat

Slide 7 - Drag question

Welke volgorde is goed?
A
De man het vlees snijdt?
B
Het vlees snijdt de man?
C
Snijdt de man het vlees?
D
Snijdt het vlees de man?

Slide 8 - Quiz

Welke volgorde is goed?
A
De vrouw de boodschappen betaalt?
B
Betaalt de vrouw de boodschappen?
C
Boodschappen de vrouw betaalt?
D
Betaalt de boodschappen de vrouw?

Slide 9 - Quiz

Wat is de goede volgorde?
A
Eten snoep de kinderen?
B
De kinderen snoep eten?
C
Eet de kinderen snoep?
D
Eten de kinderen snoep?

Slide 10 - Quiz

Wat is de goede volgorde?
A
Woon de man in het flat?
B
De man woont in het flat?
C
Woont de man in het flat?
D
In het flat de man woont?

Slide 11 - Quiz

... u een kopje koffie?
A
Wil
B
Wilt
C
wil
D
wilt

Slide 12 - Quiz

... jij kippensoep?
A
Maakt
B
Mak
C
maakt
D
Maak

Slide 13 - Quiz

... jij een boek?
A
Leest
B
Les
C
Lees
D
Lest

Slide 14 - Quiz

... de opa en de oma naar huis?
A
Moet
B
Moeten
C
Moe
D
Moette

Slide 15 - Quiz

... jij in Beverwijk?
A
Woont
B
Woon
C
Won
D
Wonen

Slide 16 - Quiz

... jij de boodschappen?
A
Do
B
Doe
C
Doet
D
Doei

Slide 17 - Quiz

Wat is de goede volgorde?
naar je familie / jij / ga / ? / vaak

Slide 18 - Open question

Wat is de goede volgorde?
een kopje koffie / u / wilt / ?

Slide 19 - Open question

Wat is de goede volgorde?
jullie / 's avonds / koffie / drinken / ?

Slide 20 - Open question