This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
HV 1R
Welkom
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Programma vandaag
Huiswerk bespreken
spel verwijs- en signaalwoorden in teams
Alaska
Slide 3 - Slide
Leerdoel deze week
Je kunt de juiste verwijswoorden gebruiken, je herkent signaalwoorden in een tekst en kent het verband dat ze aangeven.
Slide 4 - Slide
Huiswerk
1) Hst. 3 Formuleren, signaalwoorden, theorie lezen en opdracht 1 en 2.
2) neem je boek van Alaska mee én je boek van Nieuw Nederlands
Slide 5 - Slide
Uitleg spel
Slide 6 - Slide
Straks in je team:
Krijg je de opdracht om het goede verwijs- en signaalwoord te kiezen
bij elk antwoord staat een code
je markeert of onderstreept het goede antwoord
op het eind tel je alle codes bij elkaar op. De uiteindelijke code geef je door
winnende team krijgt prijs
Slide 7 - Slide
Hoe kom je tot het goede antwoord?
Slide 8 - Slide
Groepjes
Lennon, Luitzen, Carlijn, Vedika
Mare, Tessa, Alan
Fay, Vera, Darian
Philip, Amir, Leonore, Thera
Milan, Levi, Fieke, Asiella
Quinty, Soufian, Willem, Roisin
Noa, Brent, Liam
Slide 9 - Slide
Aan de slag !
timer
25:00
Slide 10 - Slide
Lekker voorlezen uit Alaska
Slide 11 - Slide
Het kind liep op straat. .... liep te huilen.
A
Het
B
Hij
C
Die
Slide 12 - Quiz
Ik eet graag een ijsje, .... ik dan bij City Plaza koop.
A
die
B
wat
C
dat
Slide 13 - Quiz
De regering en .... ministers vergaderen vandaag.
A
zijn
B
haar
C
hun
Slide 14 - Quiz
Het comité vroeg .... leden om raad.
A
haar
B
zijn
C
hun
Slide 15 - Quiz
Ella en Edward zijn verhuisd. .... hebben nog een feest gegeven voordien.
A
Hun
B
Zij
C
Ze
Slide 16 - Quiz
In ons dorp is elk jaar een Oranjefeest. Het wordt gehouden in september (1) … net als iedereen ga ik er (2) … heen, (3) … er van alles te beleven is. (4) … is er altijd een kermis met vele attracties, (5) … botsautootjes, een reuzenrad (6) … een zweefmolen.
Slide 17 - Slide
Het wordt gehouden in september (1) … net als iedereen ga ik er (2) … heen, (3) … er van alles te beleven is.
A
1: omdat 2: ook
3: omdat
B
1: en 2: ook
3: omdat
C
1: dus 2 : bovendien
3: want
D
1: en 2: ook
3: want
Slide 18 - Quiz
(4) … is er altijd een kermis met vele attracties, (5) … botsautootjes, een reuzenrad (6) … een zweefmolen.
A
1: Zo 2: zoals
3: en
B
1: Zo 2: en
3: en
C
1: Bijvoorbeeld 2: dus
3: en
D
1: Ook 2: met
3: en
Slide 19 - Quiz
Schrijf zinnetje waarbij je een signaalwoord gebruikt voor een redengevend verband.
Slide 20 - Open question
Schrijf een zinnetje waarin je een signaalwoord voor een tegenstellend verband gebruikt.
Slide 21 - Open question
Welke vragen heb je nog over signaalwoorden of verwijswoorden?