Herhaling hoofdstuk 3 en 5

• Economie & Ondernemen
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Herhaling hoofdstuk 3 en 5

De volgende opdrachten zijn een herhaling voor de hoofdstukken 3 en 5. 

Etalage soort?

1. Gesloten
2. Front
3. Open
4. Portiek

Wat voor producten verkoopt een schoenenwinkel vooral?

1. Convenience goods
2. Shopping goods
3. Speciality goods

Wat is een voorbeeld van convenience goods?

1. Schoenen
2. Kleding
3. Televisie
4. Broodbeleg

Wat is het kernassortiment van een doe-het-zelf winkel?

1. Knuffelbeer
2. Rolletje pepermunt
3. Tenten
4. Verf

Wat is het randassortiment van een bloemenzaak?

1. Bloemen
2. Bloemenkaartje
3. Planten
4. Vazen

Hoe is het assortiment van een winkel samengesteld?

1. 20% kern- en 80% randassortiment
2. 30% kern- en 70% randassortiment
3. 70% kern- en 30% randassortiment
4. 80% kern- en 20% randassortiment

Een telefoonhoesje is een voorbeeld van een:

1. Follow-up artikel
2. een complementair artikel
3. een impulsartikel
4. een rage-artikel

A Merken

B Merken

C Merken

Huis-

merken

Op het plaatje zie je een

1. Buitenpresentatie
2. Gesloten etalage
3. Half-open etalage
4. Open etalage

Tegenwoordig hebben juweliers vaker een half-open of open etalage. Waarom zouden juweliers geen gesloten etalage meer hebben?

1. De verkoper kan beter contact maken met een eventuele klant en ze naar binnen lokken.
2. Mensen kunnen op deze manier beter zien wat er in de winkel allemaal te koop is.
3. Mensen willen tegenwoordig geen privacy meer als ze sieraden kopen.
4. Op deze manier is ook de privacy van criminelen weg en is het voor de juwelier veiliger.

Lees de volgende stellingen en geef daarna aan of de stellingen juist of onjuist zijn. 

Juist

Onjuist

Boekwinkels hebben vaak een gesloten etalage om de klant wat privacy te geven.

  

Een gesloten etalage is makkelijker in te richten dan een open etalage. 
 

Wat betekent FIFO =

1. First in First out
2. First out Last in
3. First out First in
4. Last in First out

Wat betekent LIFO?

1. First in First out
2. First out last in
3. First out First in
4. Last in First out

AIDA staat voor:

1. Altijd, Interesse, Door Aandacht
2. Aandacht, Interesse, Drang, Actie
3. always; interest; different; attention
4. attention; interest; desire; always

Wat betekent etaleren?

1. Ophangen
2. uitstallen, tentoonstellen
3. verbergen
4. laten proeven

Welke compositie zag je zojuist?

1. Asymmetrische compositie
2. B-symmetrische compositie
3. Symmetrische compositie
4. Dubbele compositie

Offerte:

1. aanbod/voorstel op papier of digitaal via de mail
2. een rekening van een dienst of artikel

Een factuur is een..

1. Rekening voor geleverde artikelen
2. Hetzelfde als een pakbon
3. Offerte
4. Resultaat

Assortiment

Alle artikelen die in de winkel worden aangeboden

Een groep vergelijkbare artikelgroepen

Een groep vergelijkbare artikelen

Meerdere artikelen die bij elkaar horen

Een individueel artikel

Assortimentsgroepen

Artikelgroepen

Artikelsoort

Artikelvariëteit

Assortiment

Alle artikelen die in de winkel worden aangeboden

(voorbeeld kledingwinkel)

Assortimentsgroepen

Een groep vergelijkbare productgroepen

(voorbeeld dameskleding, herenkleding, kinderkleding)

Artikelgroepen

Een groep vergelijkbare artikelen

(broeken, jurken, blouses)

Artikelsoort

Meerdere artikelen die bij elkaar horen

(korte broek, lange broek, pantalen, spijkerbroek)

Convenience goods

Dagelijkse gebruiksgoederen

(eten, drinken, schoonmaakmiddelen)

De consument koopt deze goederen vaak en doet weinig moeite of research voor het product

Shopping goods

Afwegingsgoederen

(meubels, keukenapparatuur, reizen, telefoon, laptop)

Doorgaans duurzame goederen waarvoor de consument echt 'uit winkelen' gaat. De consument neemt de moeite om research te doen en gaat eigenschappen als de prijs en kwaliteit met elkaar vergelijken. 

Speciality goods

Goederen met specifieke producteigenschappen

(auto, huisdier, tickets voor concert van idool)

De consument doet veel moeite om dit product aan te schaffen en is actief op zoek naar informatie. De consument heeft vaak een sterke voorkeur voor een merk of type.

Brian wil alleen cola van het merk Freeway drinken. Deze cola hoort bij Brian in de categorie:

1. convience goods
2. shoppinggoods
3. voorkeursgoederen
4. specialitygoods

Sascha krijgt na jarenlang lang zeuren bij haar ouders eindelijk een hond. Haar broertje is allergisch en daarom heeft de familie zich verdiept in rassen die geschikt zijn voor mensen met een allergie. De keuze is gevallen voor een labradoodle.
Een hond aanschaffen is voor deze familie een:

1. conviencegood
2. shoppinggood
3. voorkeursgoederen
4. specialitygoods

Het assortiment van de Hema is:

1. Breed en diep
2. Breed en ondiep
3. Smal en diep
4. Smal en ondiep

Wat is een assortimentsgroep binnen de Hema?

1. kantoorartikelen
2. herenblouses
3. blauwe balpen
4. taarten

Het assortiment van een speciaalzaak is doorgaans:

1. breed en diep
2. breed en ondiep
3. smal en ondiep
4. smal en diep

Een vitrine is:

een plank waar je producten op legt

een schap

een glazen kast

Producten staan op een display omdat:

de klant ze dan niet kan aanraken

de producten dan meer opvallen

ze gespiegeld moeten worden

Je ziet de huisstijl van een winkel in het exterieur en in het interieur.
Wat betekent interieur?

1. Gevel
2. Winkelinrichting

Je ziet de huisstijl van een winkel in het exterieur en in het interieur.
Wat betekent exterieur?

1. Winkelinrichting
2. Gevel

AIDA-model

Als je iets wilt promoten, moet je altijd rekening houden met het AIDA-model. AIDA is de afkorting van de Engelse woorden ‘Awareness’, ‘Interest’, ‘Desire’ en ‘Action’.

1. Awareness betekent je ergens van bewust zijn. 

2. Interest betekent interesse. De interesse van de doelgroep moet gewekt worden. 

3. Desire betekent verlangen. Het gaat om het verlangen te kopen of deel te nemen.

4. Action betekent actie.  Dit is het daadwerkelijk overgaan tot koop of deelname.

AIDA-model

• A - attention/aandacht
  je trekt de aandacht --> kleur, plaatjes, kopregel, vormgeving
• I - interest/interesse
  je prikkelt het interesse met aanbod en/of belofte
• D - desire/behoeften
  inspelen op behoeften klant
• A - action/actie
  aanzetten tot actie --> tijdelijke aanbieding, op = op
   

Activerende tekst 

Een activerende tekst wil de lezer overhalen om iets te gaan doen. Daarom staan er in een activerende tekst vaak ook argumenten. Kenmerken activerende tekst: 

1. pakkende titel of slogan
2. taalgebruik past bij het publiek
3. de lezer wordt rechtstreeks aangesproken
4. is niet te lang

Opdracht

Maak een advertentie voor een product naar keuze.
- Zorg dat je gebruik maakt van AIDA (zoals je op de vorige pagina's hebt gelezen).

- Dit mag je maken in PowerPoint, Publisher of Canva (vrije keuze).

- Opdracht klaar? Dan mail je deze naar 

                              [e-mail]