V2d - Chapitre 3 - D

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Bonjour tout le monde 

• Vocabulaire A et B
• Grammaire:aanwijzend vnw
• oefenen met luisteren

Les buts: 

- je weet hoe je het aanwijzend voornaamwoord gebruikt

- je weet hoe je kunt luisteren volgens een stappenplan

- je kunt luisteren volgens een stappenplan

Vocabulaire A & B

Vertaal:
1 echt 2 het kledingmaat 3 de week 4 direct 5 luister

Tu fais quelle .........?

1. moins
2. taille
3. chose
4. un peu

on va dans ce .............?

1. magasin
2. musique
3. possible
4. néçessaire

il coute...........euros

1. chocolat
2. trente
3. sportif
4. la jupe

c'est mon......................, j'ai 14 ans

1. souvent
2. taille
3. anniversaire
4. le marché

Aanwijzend voornaamwoord

Straks weet je:

- wat een aanwijzend voornaamwoord in het NL & FR is

- hoe je het aanwijzend voornaamwoord gebruikt in het FR 

- wat de woordjes ce / cet / cette / ces betekenen

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?

Een aanwijzend voornaamwoord vertelt zelf eigenlijk al wat het doet. 

Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst. Dus bijvoorbeeld:

Dat meisje heeft een mooie tekening gemaakt.
                            Dat = aanwijzend vnw

Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?

1. de / het / een
2. mijn / jouw / onze / zijn
3. voor / na / tijdens / tegelijk
4. dit / dat / die / deze

Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?

1. mon/ma/mes
2. le/la/les
3. ce/cet/cette/ces
4. un/une/des

In het Frans..

Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:

Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc

Het aanwijzend voornaamwoord

Kijk naar het woord ACHTER het aanwijzend voornaamwoord

Meervoud?                               CES

Ces garçons ont beaucoup de devoirs.

Vrouwelijk?                               CETTE

Cette salade est délicieuse.

Mannelijk met klinker / h?   CET

Cet hôtel est fermé.

Mannelijk?                                  CE

Ce garçon travaille bien!

_____ livre [mannelijk]

1. Ce
2. Cet
3. Cette
4. Ces

______agenda [mannelijk]

1. cette
2. ces
3. ce
4. cet

____ femme [vrouwelijk]

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw 

ce

cet

cette

ces

épinards

table (v)

chaise (v)

homme (m)

stylo (m)

devoirs

journaux

________ filles [vrouwelijk]

1. ce
2. ces
3. cette
4. cet

________ dame (v)

1. Ce
2. Cet
3. Cette
4. Ces

garçons

1. Ce
2. Cet
3. Cette
4. Ces

chanteuses

1. ce
2. ces
3. cette
4. cet

_______ billet [mannelijk]

1. ce
2. ces
3. cette
4. cet

______ journaux

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

________ magazine (m)

1. cet
2. cette
3. ce
4. ces

______ salade (v)

1. cet
2. ce
3. ces
4. cette

_____ acteur [mannelijk]

1. Ce
2. Cet
3. Cette
4. Ces

______ soirée [vrouwelijk]

1. cette
2. cet
3. ce
4. ces

Aanpak bij luisterfragmenten

1- lees voor het luisteren van elk fragment eerst de vragen goed door.

2- je gaat elk fragment 2 keer luisteren, met 30 seconden pauze ertussen. Je moet alvast antwoorden noteren tijdens het luisteren of tijdens de pauze.

3- Na de 2de keer luisteren heb je 30 seconden om je antwoorden aan te vullen of te verbeteren.

Zelfstandig werken

Jullie gaan nu opdrachten 18 b, 18 c en 19 p. 112 maken. 

Regels!

Je werkt de eerste 10 minuten in stilte!

Een vraag? Steek je hand op !

Eerder klaar? dan phrases-clès p.108 oefenen met je buurman

Phrases-Clés

Ex. 15 exemple

Mon vêtement préféré est un T-shirt blanc. 

C’est un T-shirt de Zara. 

J’ai acheté ce T-shirt dans un grand magasin de Zara à Nice. 

La taille est M. Le prix est vingt-cinq euros. 

Je porte ce T-shirt toujours et partout: au collège, chez moi. Hier, j’ai été au cinéma et j’ai porté mon T-shirt blanc!

Ex. 15 - aide

Mon vêtement préféré est un(e) ...

C’est un(e) ... de la marque ... 

J’ai acheté ... dans un magasin de [naam] à [plaats].

La taille est ... Le prix est € ...

Je porte ... au collège / chez moi / au cinéma 

Doel: Ik kan het aanwijzend voornaamwoord gebruiken

Doel: Ik weet hoe je kunt luisteren

Doel: je kunt luisteren volgens een stappenplan.

Doel: ik kan een gesprekje voeren in kledingwinkel.

Huiswerk 

Leren woorden E p. 129