Persoonsvorm teg. Tijd

15 minuten lezen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

15 minuten lezen

Slide 1 - Slide

TAALVERZORING

Par. 27 persoonsvorm tegenwoordige tijd 
en verleden tijd

Slide 2 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd.

Slide 3 - Drag question

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn broer
had
een auto
gekocht.

Slide 4 - Drag question

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Janneke
is
gisteren
naar de supermarkt
geweest.

Slide 5 - Drag question

Staat de persoonsvorm in de t.t. of de v.t.?
Mijn moeder heeft mijn brood gesmeerd
Teg. tijd
Verl. tijd
Mijn moeder heeft mijn brood gesmeerd.
Mijn broer had een auto gekocht.
Janneke is gisteren naar de supermarkt geweest.

Slide 6 - Drag question

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn broer
had
een auto
gekocht.

Slide 7 - Drag question

Werkwoordspelling persoonsvorm

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Spelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

(worden) Er ... nooit voor mij gebeld.

Slide 12 - Open question

Spelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

(vinden) Hoe ... je die film?

Slide 13 - Open question

Spelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

(herkennen) Ik hoop dat u mij nog ... .

Slide 14 - Open question

Spelling
Persoonsvorm verleden tijd

(gebeuren) Er ... hier nooit iets.

Slide 15 - Open question

Spelling
Persoonsvorm verleden tijd

(wenden) Veel leerlingen ... zich gisteren tot de directeur.

Slide 16 - Open question

Spelling
Persoonsvorm verleden tijd

De jongen (bekladden) .... de muren gisteren met stift.

Slide 17 - Open question

Is "Koken" een sterk of zwak werkwoord?
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 18 - Quiz

Is "Denken" een sterk of zwak werkwoord
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 19 - Quiz