OL - Klas 3 - Grammatica pv tm hz

Welkom bij OL 2 
Grammatica - zinsontleding
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij OL 2 
Grammatica - zinsontleding

Slide 1 - Slide

Grammatica - lastig?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Wat gaan we doen?

wg, ng, lv, mv,  bwb
voorzetselvoorwerp  behandelen






Slide 3 - Slide

Leerdoelen

- Ik kan de persoonsvorm van een enkelvoudige zin benoemen
- Ik kan het onderwerp van een enkelvoudige zin benoemen
- Ik kan het wwg en het ng van een enkelvoudige zin benoemen
- Ik kan het lijdend voorwerp van een enkelvoudige zin benoemen
- Ik kan het meewerkend voorwerp van een enkelvoudige zin benoemen.
- Ik kan de bijwoordelijke bepalingen in een enkelvoudige zin benoemen.

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog?
We beginnen met de persoonsvorm....

Slide 5 - Slide

Welke manieren om de persoonsvorm te vinden mag je gebruiken?
A
Getalproef
B
Vraagzin
C
Tijdsproef
D
Zin ombouwen

Slide 6 - Quiz

Waarom mag je de vraagzin niet gebruiken?

Slide 7 - Open question

Onderwerp
Stel de volgende vraag:
Wie of wat + pv?

Mijn vader en mijn moeder vinden dat ik te weinig leer. 

Slide 8 - Slide

Waar bestaat het werkwoordelijk gezegde uit?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Welke vraag stel je als je het lijdend voorwerp zoekt?

Slide 19 - Open question

Lijdend voorwerp
Stel de volgende vraag:
wie of wat + wg + onderwerp

Mijn vader eet graag chocolade.

Slide 20 - Slide

Mijn docent eet graag een boterham met kaas in de ochtend.
(Zoek het lijdend voorwerp)

Slide 21 - Open question

Op 14 februari geef ik mijn man altijd een bos rozen.
(Wat is het lijdend voorwerp?)

Slide 22 - Open question

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 23 - Open question

Meewerkend voorwerp
Aan wie/voor wie + wwg + onderwerp + lv?

Mijn moeder geef ik een prachtig boek.

Slide 24 - Slide

Op 14 februari geef ik mijn man altijd een bos rozen.
(Wat is het meewerkend voorwerp?)

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Wat is het vzv?
Volgens de Citotoets is hij geschikt voor het atheneum.
A
Volgens de citotoets
B
Het atheneum
C
Voor het atheneum
D
Er is geen vzv

Slide 30 - Quiz

Wat is het vzv?
Ik ben erg nieuwsgierig naar de uitslag.
A
Erg nieuwsgierig
B
De uitslag
C
Er is geen vzv
D
Naar de uitslag

Slide 31 - Quiz

Stencil maken

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

We gaan met de klas naar Parijs en zullen daar een week blijven.
A
HZ en HZ
B
HZ en BZ

Slide 34 - Quiz

Wel weten we, dat het ergens in een buitenwijk zal zijn.
A
HZ en BZ
B
HZ en HZ

Slide 35 - Quiz

Mevrouw Luttema en meneer Boor gaan mee als extra begeleiders, maar dat is nog niet zeker.
A
HZ en BZ
B
HZ en HZ

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide


Zaterdag gaan we lekker fietsen, zoals we dat vorige week ook deden.

A
zoals is een onderschikkend voegwoord
B
zoals is een nevenschikkend voegwoord

Slide 39 - Quiz

Ik ga met de fiets, want het is mooi weer.
A
Want is een onderschikkend voegwoord
B
Want is een nevenschikkend voegwoord

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Slide

Op een klein eiland in de Atlantische Oceaan woont een Zweedse familie
A

Slide 42 - Quiz

Noteer de bijvoeglijk bepalingen in de volgende zin:
Op een klein eiland in de Atlantische Oceaan woont een Zweedse familie

Slide 43 - Open question

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Grammatica blok 1 en 2
S.O. plannen
Woensdag 11 december
Noteer in agenda

Slide 50 - Slide