mannelijke woorden: meestal concreet, kun je aanraken
gebruik de verwijswoorden
hij, hem, zijn
vrouwelijke woorden: meestal abstracte begrippen, kun je NIET aanraken
woorden met specifieke uitgangen: -iek, -theek, -heid, -ing, -schap (zie p. 233 uit je boek voor meer uitgangen)
ook vrouwelijk: zeeën en rivieren
gebruik de verwijswoorden ze/zij, haar