Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weten jullie welke dingen je kunt opzoeken in een woordenboek.
Hoe je woorden opzoekt in het woordenboek.
This lesson contains 13 slides, with text slides.
Wat gaan we doen?
Terugblik: Wat weten we nog over synoniemen?
Huiswerk bespreken en opdrachten afmaken
Voorkennis ophalen: Wat weten jullie over woordenboeken en taalspelletjes?
Overal kom je taalspelletjes tegen: in kranten en tijdschriften, op televisie en op internet.
Taalspelletjes kunnen over de betekenis van woorden gaan, over
spelling of over de goede volgorde van woorden in een zin. Door taalspelletjes te doen,oefen je op een leuke manier met taal.
Een moeilijk woord zoek je op in het woordenboek. Daarin vind je hoe je het woord schrijft en wat het betekent.
Je zoekt altijd alfabetisch. De gekleurde of dikgedrukte woorden zijn de trefwoorden.
Kijk bij het zoeken eerst naar de twee hulpletters aan de rand van
de bladzijde of naar de gidswoorden. Dat zijn de twee trefwoorden die boven
aan de pagina’s staan, vaak met een streepje ertussen. Het linker gidswoord
is het eerste trefwoord op de pagina, het rechter gidswoord is het laatste trefwoord op de pagina.
Tip: uitdrukkingen vind je ook in het woordenboek. Bij het woord hout staat bijvoorbeeld:
op een houtje bijten, met de betekenis: weinig te eten hebben.
Even checken.
Wie vertelt mij in het kort, wat ik zojuist heb verteld?
Geen vingers! Ik geef de beurt aan ......................................
Wat nu?
Nogmaals doorlezen theorie blz. 24
Opdrachten maken
opdr. 5-6-7-8 blz. 24