Namen zonder hoofdletter- Spelling in het woordenboek

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weten jullie wat de uitzonderingen zijn bij het gebruik van hoofdletters en kunnen jullie het woordenboek op de juiste manier gebruiken.

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weten jullie wat de uitzonderingen zijn bij het gebruik van hoofdletters en kunnen jullie het woordenboek op de juiste manier gebruiken.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?               



-Terugblik: 

Wat weten we nog van zelfstandig naamwoorden,

lidwoorden,

hoofdletters en leestekens?







Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?                             



-Voorkennis. 

Wat weten we al van  uitzonderingen bij hoofdletters ?
 

-Huiswerk bespreken
= opdr. 1 t/m 4 blz. 31-32


 en opdrachten afmaken

Slide 3 - Slide

  • de namen van dagen: zondag, maandag
  • de namen van maanden: januari, februari
  • de namen van seizoenen: lente, zomer 
  • de namen van windstreken: noorden, zuiden
De volgende namen krijgen géén hoofdletter:

Slide 4 - Slide

Zo gebruik je het woordenboek:

Je kunt in het woordenboek en de woordenlijst de spelling opzoeken van:

moeilijke Nederlandse woorden: onmiddellijk, sperziebonen, goochelen;

woorden uit andere talen: quiz, democratie, portefeuille, schwalbe;

woorden met een hoofdletter (of juist niet): Pasen, kerst, Sinterklaas, maan;

werkwoordsvormen: rauzen (rausde, gerausd), douchen (douchte, gedoucht). 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Even checken.

Wie vertelt mij in het kort, wat ik zojuist heb verteld?

Geen vingers!     Ik geef de beurt aan ......................................

Slide 7 - Slide

Nu zelfstandig aan de slag

Wat nu?

 Nogmaals doorlezen theorie blz. 32-33

Opdrachten maken  5 t/m 9 individueel blz. 32 t/m 34


Bespreken opdrachten en evaluatie van de les






Slide 8 - Slide

Aan de slag

Slide 9 - Slide

Opdracht: in 2 tallen=
 Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd? Wat moet je onthouden? Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

Opdracht: in 2 tallen=
 Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd

Wat moet je onthouden, is belangrijk?
 
Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

Wat was het doel van de les en is het doel bereikt?



Slide 10 - Slide