Een zenuwcel bestaat uit
- Cellichaam met een kern
- Eén of meerdere korte uitlopers (dendrieten); deze geleiden impulsen naar het cellichaam
- Eén lange uitloper (neuriet); deze geleidt de impulsen van het cellichaam af.
-Een neuriet kan d.m.v. een eindplaatje eindigen op een spier of d.m.v. een schakelplaats
(synaps) een verbinding vormen met een andere zenuwcel.
-Uitlopers zijn omgeven door mergschede (myelineschede)-> zorgt voor isolatie en dus snel
vervoer elektrische pulsen