BS 2 Bloedsomloop

Thema 3 Bloedsomloop
BS 2 Bloedsomloop

Leerdoelen:
  • Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
  • Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
  • Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.

  • 10 vragen
  • Totaal 19 punten
  • Cijfer = behaalde punten / 1,9
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Thema 3 Bloedsomloop
BS 2 Bloedsomloop

Leerdoelen:
  • Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
  • Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
  • Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.

  • 10 vragen
  • Totaal 19 punten
  • Cijfer = behaalde punten / 1,9

Slide 1 - Slide

1. (1p) Kies het juiste bloedvat.
Er kunnen vocht en voedingsstoffen doorheen
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 2 - Quiz

2. (1p) Kies het juiste bloedvat.

Bevat kleppen
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 3 - Quiz

3. (1p) Kies het juiste bloedvat.

In de pols kun je je polsslag voelen
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader

Slide 4 - Quiz

4. (1p) Stroomt het bloed in deze bloedvaten in de richting van het hart of in de richting van de vingers?

Slide 5 - Slide

5. (7p) Benoem de genummerde bloedvaten

Slide 6 - Slide

6. (3p) Door welke 3 bloedvaten stroomt zuurstofrijk bloed?
Halsader
Halsslagader
Leverader
Leverslagader
Longader
Longslagader

Slide 7 - Slide

7. (1p) Zuurstof wordt opgenomen uit de longen in het bloed
A
De kleine bloedsomloop
B
De grote bloedsomloop

Slide 8 - Quiz

8. (1p) Voedingsstoffen kunnen vanuit het bloed worden afgegeven aan de cellen in de organen
A
De kleine bloedsomloop
B
De grote bloedsomloop

Slide 9 - Quiz

9. (1p) De bloedstroom in
de kop van de ara
behoort tot de
A
De kleine bloedsomloop
B
De grote bloedsomloop

Slide 10 - Quiz

10. (2p) Boa constrictor
Een wurgslang wurgt zijn prooi niet, maar windt zijn lijf om het bovenlichaam van de prooi en spant zijn spieren aan. Daardoor worden de bloedvaten van de prooi dichtgeknepen. Als gevolg daarvan stroomt er te veel bloed naar het hart. Doordat het hart niet goed meer werkt, stroomt er minder bloed uit het hart weg.

Leg uit waardoor de prooi snel doodgaat. Geef je antwoord in minimaal 2 stappen.

Slide 11 - Slide

Thema 3 Bloedsomloop
BS 2 Bloedsomloop

Leerdoelen:
  • Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
  • Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
  • Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.

  • 10 vragen
  • Totaal 19 punten
  • Cijfer = behaalde punten / 1,9

Slide 12 - Slide