This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
SO Grammatica Studyflow G3 + G4
Atheneum 2
Week 42_2022
Slide 1 - Slide
SUCCES!
Het SO bestaat uit 2 onderdelen: G3 + G4.
Voor elk onderdeel staat hoeveel punten
je ervoor kunt halen.
In het totaal kun je 37 punten halen.
De SO telt 2x keer mee.
Slide 2 - Slide
G3_Woordsoorten en zinsdelen
G3.1_Woordsoorten
G3.2_Woordsoorten: voornaamwoorden
G3.3_Zinsdelen
Dit onderdeel heeft 15 vragen.
Totaal aantal te behalen punten: 23.
Slide 3 - Slide
Welke soort werkwoorden staan er in de zin: Mijn docent Frans was een goede hockeyer en coacht nu het team van zijn dochter.
A
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord
C
alleen koppelwerkwoorden
D
alleen zelfstandige werkwoorden
Slide 4 - Quiz
In welke zin is het werkwoord een koppelwerkwoord?
A
Die docent wordt vaak gebeld.
B
Die docent wordt vaak boos.
Slide 5 - Quiz
Jasper heeft gisteren een erg spannend boek gelezen. Welke uitspraak is juist?
A
In deze zin zijn 'erg' en 'spannend' bijwoorden.
B
In deze zin is 'spannend' een zelfstandig naamwoord en 'erg' een bijwoord.
C
'spannend' en 'gisteren' zijn bijvoeglijke naamwoorden
D
In deze zin zijn 'gisteren' en 'erg' bijwoorden.
Slide 6 - Quiz
Wat is het bijwoord / wat zijn de bijwoorden in deze zin: Het stormde vannacht erg hard, waardoor een paar grote bomen zijn omgewaaid.
Slide 7 - Open question
Wat is het persoonlijk voornaamwoord / wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden in deze zin: Zij kreeg vijf euro voor het wassen van zijn auto.
Slide 8 - Open question
Wat is het betrekkelijk voornaamwoord in deze zin: De auto die we nu hebben, is niet groot genoeg voor ons allemaal.
Slide 9 - Open question
Wat is het wederkerend voornaamwoord in deze zin: We hoeven ons nergens voor te schamen.
Slide 10 - Open question
Take denkt lang na over zijn antwoord. Welke uitspraak is waar?
Maria is de heg aan het snoeien. Welke uitspraak is waar?
A
het werkwoordelijk gezegde is: denkt
B
het werkwoordelijk gezegde is: denkt na over
C
het werkwoordelijk gezegde is: denkt na
Slide 11 - Quiz
Staat er in de zin een werkwoordelijk gezegde of een naamwoordelijk gezegde: De taxibus is op de parkeerplaats geparkeerd.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde
Slide 12 - Quiz
Welke delen van de zin horen bij het naamwoordelijk gezegde? De nieuwe docent lijkt een aardige man.
A
lijkt
B
de nieuwe docent lijkt
C
lijkt een aardige man
D
een aardige man
Slide 13 - Quiz
Staat er een meewerkend voorwerp in de zin: Snel gaf Paco de speler de bal.
A
ja
B
nee
Slide 14 - Quiz
De buurvrouw gaf de kinderen een lolly. Wat is het 1. onderwerp, 2. het lijdend voorwerp en 3. het meewerkend voorwerp van deze zin? Zet de juiste nummers voor je antwoord.
Slide 15 - Open question
Welke woorden horen bij het werkwoordelijk gezegde: Fieke stond uren op Nynke te wachten.
Slide 16 - Open question
Wat is het meewerkend voorwerp in de zin: Hij geeft haar klasgenoot vanmiddag een samenvatting van biologie.
Slide 17 - Open question
Aan mijn zus gaf de verkoopster een nieuw trainingspak. Wat is het 1. onderwerp, 2. het lijdend voorwerp en 3. het meewerkend voorwerp van deze zin? Zet de juiste nummers voor je antwoord.
Slide 18 - Open question
G3_Woordsoorten en zinsdelen
Einde van dit onderdeel.
Slide 19 - Slide
G4_Gewone zinnen en lijdende zinnen
G4.1_Verschillende soorten zinnen
G4.2_Lijdende en bedrijvende vorm
Dit onderdeel heeft 10 vragen.
Totaal aantal te behalen punten: 14.
Slide 20 - Slide
Je ziet het eerste deel van een samengestelde zin. Wat is het tweede deel van de zin: De reservekeeper moet vandaag op doel staan,
A
hoewel de eerste keeper geblesseerd is.
B
omdat de eerste keeper geblesseerd is.
C
als de eerste keeper niet geblesseerd is.
D
mits de eerste keeper niet geblesseerd is.
Slide 21 - Quiz
Je ziet een samengestelde zin. Waar zie je de hoofdzin of de hoofdzinnen? Guusje voetbalt graag, maar haar broer hockeyt liever.
A
vooraan
B
achteraan
C
vooraan en achteraan
Slide 22 - Quiz
Je ziet een samengestelde zin. Waar zie je de bijzin of bijzinnen? Ik hoorde dat je pijn hebt.
A
vooraan
B
achteraan
C
vooraan en achteraan
Slide 23 - Quiz
Staat de zin in de bedrijvende vorm of in de lijdende vorm? Deze serie werd gisteren ook al uitgezonden!
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 24 - Quiz
A) De buurman repareerde onze auto. B) Dat grote huis wordt door bouwvakkers verbouwd. C) Zij verloren de wedstrijd met drie punten verschil. D) Ik werd door de agent bekeurd voor rijden zonder licht. Welke uitspraak is juist?
A
Zin A, B en C staan in de lijdende vorm.
B
Zin B, C en D staan in de lijdende vorm.
C
Zin A en C staan in de lijdende vorm.
D
Zin B en D staan in de lijdende vorm.
Slide 25 - Quiz
Je ziet een zin in de bedrijvende vorm. Welke versie van de zin in de lijdende vorm betekent precies hetzelfde? Fatima had een spannende Netflix serie gevolgd.
A
Door Fatima was een spannende Netflix serie gevolgd.
B
Door Fatima werd een spannende Netflix serie gevolgd.
C
Door Fatima wordt een spannende Netflix serie gevolgd.
D
Door Fatima is een spannende Netflix serie gevolgd.
Slide 26 - Quiz
Zet de zin in de bedrijvende vorm: Door Bilal wordt de e-mail geschreven.
Slide 27 - Open question
Zet deze zin in de lijdende vorm: De kinderen in de brugklas lazen een spannend boek over de Tweede Wereldoorlog .
Slide 28 - Open question
Maak van de twee losse zinnen een correcte samengestelde zin. Gebruik het gegeven voegwoord. Je mag de volgorde van de woorden in de losse zinnen veranderen. ik ben superblij - we winnen de wedstrijd - als
Slide 29 - Open question
Zet de delen van de zin in de juiste volgorde. Plaats de bijzin vooraan. binnen - blijven - vanwege - de kinderen - moesten - het slechte weer