Herhaling verleden tijd, tegenwoordige tijd, toekomstige tijd
1 / 14
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
We hebben dinsdag een afspraak met de tandarts.
A
vroeger
B
nu
C
de toekomst
Slide 2 - Quiz
Ik was heel ziek.
A
vroeger
B
nu
C
de toekomst
Slide 3 - Quiz
Ik ben weer beter.
A
vroeger
B
nu
C
de toekomst
Slide 4 - Quiz
Ik ga fietsen.
A
vroeger
B
nu
C
de toekomst
Slide 5 - Quiz
Maak een zin in de toekomstige tijd met het woord: winkelen
Slide 6 - Open question
Maak een zin in de verleden tijd met: finale
Slide 7 - Open question
Maak een zin in de toekomstige tijd met het woord: winnen
Slide 8 - Open question
Maak een zin in de verleden tijd met het woord: huiswerk
Slide 9 - Open question
Maak een zin in de toekomstige tijd met het woord: uitgaan
Slide 10 - Open question
Maak een zin in de tegenwoordige tijd met het woord: beroep
Slide 11 - Open question
Maak een zin in de verleden tijd met het woord: examen
Slide 12 - Open question
Maak een zin in de toekomstige tijd met het woord: schilderij
Slide 13 - Open question
Maak een zin in de tegenwoordige tijd met het woord: opleiding
