Par. 4.1 In Athene wordt de democratie ingevoerd.


De Oude Grieken
1 / 32
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


De Oude Grieken

Slide 1 - Slide

Begintaak
Leg in je eigen woorden uit: wat betekent democratie

3 minuten
Zelfstandig en in stilte
Weet je het niet? Zoek op par. 41 (blz. 57)
Klaar? Lees par. 4.1
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Programma
11/11: Par. 4.1 In Athene wordt de democratie ingevoerd.
15-16/11: Par. 4.1 In Athene wordt de democratie ingevoerd. 
18/11: Par. 4.1 In Athene wordt de democratie ingevoerd. 
22-23/11: Par. 4.2 Athene als leider van de Griekse poleis
25/11: Par. 4.2 Athene als leider van de Griekse poleis
29-30/11: Par. 4.2 Athene als leider van de Griekse poleis
 02/12: SO par. 4.1 en 4.2
6-7/12: Par. 4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen. 
9/12: Par. 4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen. 
13-14/12: Par. 4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen.
16/12: Par. 4.4 Alexander de Grote verbreidt de Griekse cultuur
20-21/12: Par. 4.4 Alexander de Grote verbreidt de Griekse cultuur
Kerstvakantie
10-11/01 Herhalingsles
Studiedag, daarna TOETSWEEK: heel hoofdstuk 4 + vaardigheden van H1

Slide 3 - Slide

Vandaag
1. Huiswerk bespreken
2. Klassikaal lezen
3. Denken-delen-uitwisselen
3. Afsluiten

Tijd over? Film kijken!

Slide 4 - Slide

Huiswerk bespreken
Werkboek blz. 37 opdracht 7 

Slide 5 - Slide

Leerdoelen (in word)
5. Hoe werkte de Atheense democratie?
6. Wat zijn de verschillen tussen het huidige democratie in Nederland en die van de Oude Grieken?


Vorige les:
1. Wanneer en in welke gebieden waren bloeiende vroeg-Griekse culturen? En hoe werden die culturen genoemd?
2. Wat is een stadstaat?
3. Hoe zijn de Griekse stadstaten ontstaan?
4. Waaruit bestaat een stadstaat?

Slide 6 - Slide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
De tien tijdvakken
Tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen
(3000 voor Christus-500 na Christus)

Slide 7 - Slide

Tijdlijn van de Grieken
2000 v.Chr. 
1500 v.Chr. 
1000 v.Chr
500 v.Chr.
1 n. Chr. 
Minoïsche cultuur (Kreta)
Myceense cultuur
Trojaanse oorlog
Ontstaan Griekse stadstaten (Athene, Sparta)
De bloei van de Griekse stadstaten. Oorlog met Perzië en elkaar.
Alexander de Grote veroverd grote delen van Azië
133 v.Chr. Griekenland wordt veroverd door de Romeinen 

Slide 8 - Slide

Minoïsche cultuur
  • Ontstaan van de eerste steden ongeveer 2000 v. Chr op eiland Kreta.
  • Deze Minoïsche cultuur had kennis gemaakt met de Egyptenaren.
  • Er ontstaan steden met havens en grote paleizen, van waaruit werd bestuurd en alles werd verdeeld   centrum van de handel = paleiseconomieën
  • Een koning (Minos woonde in een groot paleis).



De Minoïsche cultuur stortte rond 1400 in. De Myceners vielen Kreta binnen, maar het is niet duidelijk of de inval de oorzaak was van het einde van de Minoïsche cultuur. 

Slide 9 - Slide

Myceense cultuur
  • Peloponnesos rond 1600.

  • Myceense cultuur is vooral bekend geworden door het verhaal over de Trojaanse oorlog (oorlog in de 12de eeuw voor Chr. om gebiedsuitbreiding).

  • Aangevallen door de Doriërs. 

Gouden dodenmasker van een Myceense koning. 

Slide 10 - Slide

Epos 
  • Een epos is een lang verhaal in de vorm van een gedicht over mensen die heldendaden hebben verricht. 
  • Twee belangrijke verhalen zijn opgeschreven door de dichter Homerus in de 8e eeuw voor Christus. 
1. De 'Illias' gaat over de Trojaanse oorlog en de held Achilles (ilias = Grieks voor Troje). Het verhaal gaat ook over goden. 
2. De 'Odyssee' gaat over de reis van Odysseus die hij maakt van Troje terug naar huis.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Map

In Egypte...
  • Eerste bewoners trekken achter hun dieren aan
en komen uit langs de oevers van de Nijl.
  • Hoog opbrengst van de landbouw. 
  • Er worden voorraden aangelegd. 
  • De opbrengst van de oogst wordt bijgehouden en opgeschreven.
  • De farao ('Groot Huis'), de koning van Egypte. Hij was een alleenheerser. 

Slide 13 - Slide

Het ontstaan van het schrift!!!
  • Hiërogliefen
  • 700 teken
  • Een hiëroglief stelt een klank, een woord of voorwerp voor.

Slide 14 - Slide

Het Egyptische Standenmaatschappij:
1: Farao: "god" (zoon van zonnegod Ra), bevelhebber van het leger en vloot, baas van alle priesters en ambtenaren. 
2: Hogepriesters, vizier, hoge ambtenaren.
3. Lage ambtenaren, ambachtsliederen.
4. Slaven... onvrije!

Slide 15 - Slide

Kolonies buiten Griekenland (1)
  • Een kolonie is een gebied van een land buiten dat land.

  • Griekenland is door het droge klimaat en de rotsachtige grond erg onvruchtbaar (slechts 20% is geschikt voor landbouw).

  • Een mislukte oogst betekende al snel een hongersnood.

Slide 16 - Slide

Kolonies buiten Griekenland (2)
  • Sommige Grieken trokken weg, op zoek naar een beter leven.

  • Met schepen voeren ze over de Middellandse Zee naar andere gebieden om daar te gaan wonen.

  • Rond 750 v. Chr. hadden de Grieken kolonies in Spanje, Italië en Turkije.

Slide 17 - Slide

Er ontstond een uitgebreide handel tussen de Griekse stadstaten. 

Een nieuwe bevolkingsgroep werd belangrijk: de handelaren!

Slide 18 - Slide

Griekse 
stadstaten (1)
  • "Een staatje bestaande uit een stad met omgeving". 

  • Ook wel een polis genoemd (meervoud poleis).

  • Worden op verschillende manieren bestuurd.

  • Ze hebben wel vaak dezelfde 'Griekse' cultuur, taal en goden.
Van het woord polis komt het woord "politiek": de manier waarop mensen de macht onder elkaar verdelen. 

Slide 19 - Slide

Griekse
stadstaten (2)
  • Acropolis: hoge stad. 

  • Agora: plein waarop de burgers elkaar ontmoeten. Heeft een politieke, een sociale en een commerciële functie. 
 

Slide 20 - Slide

Wie heeft de macht in de polis?
  • Eerst hadden de edelen in de stadstaten de macht. 
  • Aristocratie: kleine groep rijke inwoners die veel macht hadden in een polis.

Maar en de handelaren?...

Slide 21 - Slide

Hoe en door wie kon de stadstaat het best worden bestuur?
Handelaren zijn de nieuwe belangrijke bevolkingsgroep en willen ook mee bepalen wat er in hun stadstaten gebeurd. Ze willen deelnemen aan het bestuur, maar de edelen wilden hun macht behouden. 
Er ontstonden heftige discussies...

Slide 22 - Slide

De Atheense democratie

  • In Athene was het volk de baas.
  • In het volksvergadering werd gestemd over belangrijke beslissingen.
  • Niet helemaal democratisch...

Slide 23 - Slide

Athene (2)
De democratie was niet voor iedereen:
  • Jongeren tot 18 jaar, buitenlanders en vrouwen mochten niet stemmen. 

  • Vrouwen hoorde niet in de politiek, maar thuis in het huisgezin. De vrouw moest gehoorzaam zijn aan haar vader of echtgenoot.

  • Slaven hebben ook geen stemrecht.
In de 5de eeuw voor Chr. naam de handel en nijverheid sterk toe. Dat betekende werk voor meer mensen, maar er waren in Athene niet genoeg arbeiders. Er werden daarom veel slaven ingevoerd. In de 5de eeuw waren tot ongeveer 1/3 deel van de bevolking slaven.  

Slide 24 - Slide

Twee vormen van democratie
  • Directe democratie: beslissingen worden genomen door het volk. 
  • Indirecte democratie: het volk kiest vertegenwoordigers om beslissingen voor hun te nemen.

Welke vorm van democratie hebben we in Nederland?
Voor Nederlanders is democratie iets heel gewoons, maar in een groot deel van de wereld leven de mensen niet in een democratie. 

Slide 25 - Slide

Democratie
Directe democratie: hierbij stemt het volk zelf over een idee
In Nederland hebben indirecte democratie: hierbij stemmen vertegenwoordigers van het volk op een idee
Direct en indirect
Direct = zonder tussenpersoon (je doet het zelf)
Indirect = met tussenpersoon (iemand doet het voor je)

Slide 26 - Slide

Kenmerken van Atheense democratie
  • Atheense vrije mannen met burgerrecht mogen stemmen. 
  • Directe democratie
  • Volksvergadering
  • Schervenrechtbank voorkomt teveel macht bij één persoon.

Slide 27 - Slide

Schervengericht:
  • Ook wel ostracisme genoemd.
  • Stembiljetten.
  •  Wegstemmen van ongewenste politici, die streefden naar alleenheerschappij. 

Slide 28 - Slide

Denken-delen-uitwisselen
Stap 1. Neem de leerdoelen voor je. 
Stap 2. Je hebt 5 minuten om in stilte over het antwoord na te denken. 
Stap 3: In tweetal. Bespreek de antwoorden. Formuleer een betere gezamenlijk antwoord. 8 minuten.
Stap 4: Er wordt één leerling uit elke groepje gekozen om de antwoorden met de klas te delen (uitwisselen). 

Eerder klaar? Doe hetzelfde met de leerdoelen van vorige les!

timer
5:00

Slide 29 - Slide

Afsluiten
1. Wanneer en in welke gebieden waren bloeiende vroeg-Griekse culturen? En hoe werden die culturen genoemd?
2. Wat is een stadstaat?
3. Hoe zijn de Griekse stadstaten ontstaan?
4. Waaruit bestaat een stadstaat?
5. Hoe werkte de Atheense democratie?
6. Wat zijn de verschillen tussen het huidige democratie in Nederland en die van de Oude Grieken?

Slide 30 - Slide

Huiswerk
1mh1: maandag 22 nov. 
1mhs1: dinsdag 23 nov.

Werkboek blz. 40 opdracht 8  

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video