Par. 4.1 In Athene wordt de democratie ingevoerd.


De Oude Grieken
1 / 37
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


De Oude Grieken

Slide 1 - Slide

Leerdoelen opschrijven
1. Wanneer en in welke gebieden waren bloeiende vroeg-Griekse culturen? En hoe werden die culturen genoemd?
2. Welke natuurlijke omstandigheden droegen ertoe bij dat er geen grote Griekse staat ontstond?

5 minuten
Zelfstandig en in stilte
Klaar? Lees par. 4.1
timer
5:00

Slide 2 - Slide

Vandaag
1. Uitleg par. 4.1
2. 

Slide 3 - Slide

Programma (1hv1)
10/11: Par. 4.1 In Athene wordt de democratie ingevoerd.
14/11: Par. 4.1 In Athene wordt de democratie ingevoerd. 
17/11: Par. 4.1 In Athene wordt de democratie ingevoerd. 
21/11: Par. 4.2 Athene als leider van de Griekse poleis
24/11: Par. 4.2 Athene als leider van de Griekse poleis
28/11: Par. 4.2 Athene als leider van de Griekse poleis
01/12: SO par. 4.1 en 4.2
05/12: SO bespreken
08/12: Par. 4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen.
12/12: Par. 4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen. 
15/12:  Par. 4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen. 
19/12: Par. 4.4 Alexander de Grote verbreidt de Griekse cultuur
22/12: Par. 4.4 Alexander de Grote verbreidt de Griekse cultuur
TOETSWEEK P2: 
HOOFDSTUK 4

Slide 4 - Slide

Programma (1vs1)
10/11: Par. 4.1 In Athene wordt de democratie ingevoerd.
15/11: Par. 4.1 In Athene wordt de democratie ingevoerd. 
17/11: Par. 4.1 In Athene wordt de democratie ingevoerd. 
22/11: Studiedag
24/11: Par. 4.2 Athene als leider van de Griekse poleis
28/11: Par. 4.2 Athene als leider van de Griekse poleis
01/12: SO par. 4.1 en 4.2
05/12: SO bespreken
08/12: Par. 4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen.
12/12: Par. 4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen. 
15/12:  Par. 4.3 De Grieken, hun goden en hun bouwstijlen. 
19/12: Par. 4.4 Alexander de Grote verbreidt de Griekse cultuur
22/12: Par. 4.4 Alexander de Grote verbreidt de Griekse cultuur
Kerfstvakantie
TOETSWEEK P2: 
HOOFDSTUK 4

Slide 5 - Slide

Leerdoelen opschrijven
5. Hoe werkte de Atheense democratie?
6. Wat zijn de verschillen tussen het huidige democratie in Nederland en die van de Oude Grieken?


Vorige les:
1. Wanneer en in welke gebieden waren bloeiende vroeg-Griekse culturen? En hoe werden die culturen genoemd?
2. Wat is een stadstaat?
3. Hoe zijn de Griekse stadstaten ontstaan?
4. Waaruit bestaat een stadstaat?

Slide 6 - Slide

Huiswerk bespreken
  • Werkboek blz. 37 opdracht 6 basisvragen 1 "over de invoering van de democratie in Athene". 
  • Leerdoelen beantwoorden

Slide 7 - Slide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
De tien tijdvakken
Tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen
(3000 voor Christus-500 na Christus)

Slide 8 - Slide

In Egypte...
  • Eerste bewoners trekken achter hun dieren aan
en komen uit langs de oevers van de Nijl.
  • Hoog opbrengst van de landbouw. 
  • Er worden voorraden aangelegd. 
  • De opbrengst van de oogst wordt bijgehouden en opgeschreven.
  • De farao ('Groot Huis'), de koning van Egypte. Hij was een alleenheerser. 

Slide 9 - Slide

Het ontstaan van het schrift!!!
  • Hiërogliefen
  • 700 teken
  • Een hiëroglief stelt een klank, een woord of voorwerp voor.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Map

Tijdlijn van de Grieken
2000 v.Chr. 
1500 v.Chr. 
1000 v.Chr
500 v.Chr.
1 n. Chr. 
Minoïsche cultuur (Kreta)
Myceense cultuur
Trojaanse oorlog
Ontstaan Griekse stadstaten (Athene, Sparta)
De bloei van de Griekse stadstaten. Oorlog met Perzië en elkaar.
Alexander de Grote veroverd grote delen van Azië
133 v.Chr. Griekenland wordt veroverd door de Romeinen 

Slide 12 - Slide

Minoïsche cultuur
  • Ontstaan van de eerste steden ongeveer 2000 v. Chr op eiland Kreta.
  • Deze Minoïsche cultuur had kennis gemaakt met de Egyptenaren.
  • Er ontstaan steden met havens en grote paleizen, van waaruit werd bestuurd en alles werd verdeeld   centrum van de handel = paleiseconomieën
  • Een koning (Minos woonde in een groot paleis).



De Minoïsche cultuur stortte rond 1400 in. De Myceners vielen Kreta binnen, maar het is niet duidelijk of de inval de oorzaak was van het einde van de Minoïsche cultuur. 

Slide 13 - Slide

Myceense cultuur
  • Peloponnesos rond 1600.

  • Myceense cultuur is vooral bekend geworden door het verhaal over de Trojaanse oorlog (oorlog in de 12de eeuw voor Chr. om gebiedsuitbreiding).

  • Aangevallen door de Doriërs. 

Gouden dodenmasker van een Myceense koning. 

Slide 14 - Slide

Epos 
  • Een epos is een lang verhaal in de vorm van een gedicht over mensen die heldendaden hebben verricht. 
  • Twee belangrijke verhalen zijn opgeschreven door de dichter Homerus in de 8e eeuw voor Christus. 
1. De 'Illias' gaat over de Trojaanse oorlog en de held Achilles (ilias = Grieks voor Troje). Het verhaal gaat ook over goden. 
2. De 'Odyssee' gaat over de reis van Odysseus die hij maakt van Troje terug naar huis.

Slide 15 - Slide

Kolonies buiten Griekenland (1)
  • Een kolonie is een gebied van een land buiten dat land.

  • Griekenland is door het droge klimaat en de rotsachtige grond erg onvruchtbaar (slechts 20% is geschikt voor landbouw).

  • Een mislukte oogst betekende al snel een hongersnood.

Slide 16 - Slide

Kolonies buiten Griekenland (2)
  • Sommige Grieken trokken weg, op zoek naar een beter leven.

  • Met schepen voeren ze over de Middellandse Zee naar andere gebieden om daar te gaan wonen.

  • Rond 750 v. Chr. hadden de Grieken kolonies in Spanje, Italië en Turkije.

Slide 17 - Slide

Er ontstond een uitgebreide handel tussen de Griekse stadstaten. 

Een nieuwe bevolkingsgroep werd belangrijk: de handelaren!

Slide 18 - Slide

Griekse 
stadstaten (1)
  • "Een staatje bestaande uit een stad met omgeving". 

  • Ook wel een polis genoemd (meervoud poleis).

  • Worden op verschillende manieren bestuurd.

  • Ze hebben wel vaak dezelfde 'Griekse' cultuur, taal en goden.
Van het woord polis komt het woord "politiek": de manier waarop mensen de macht onder elkaar verdelen. 

Slide 19 - Slide

Griekse
stadstaten (1)
  • Acropolis: hoge stad. 

  • Agora: plein waarop de burgers elkaar ontmoeten. Heeft een politieke, een sociale en een commerciële functie. 

  • Rond de acropolis en de agora ontstonden soms een stad: een grote nederzetting waar de meeste inwoners van iets anders leven dan landbouw.  

Slide 20 - Slide

Wie heeft de macht in de polis? (1)
  • Eerst hadden de edelen (meervoud voor adel) in de stadstaten de macht. 
  • Aristocratie: kleine groep rijke inwoners die veel macht hadden in een polis.
  • De aristrocratie nam alle beslissingen in de raad van edelen. 
De adel was een groep rijke en machtige families die hun rijkdom en macht erfden van hun voorouders. 

Slide 21 - Slide

Wie heeft de macht in de polis? (2)
In veel poleis was er ook af en toe een vergadering van alle mannen: de volksvergadering
Zij deed alles wat de adel wilde. 


Slide 22 - Slide

Wie heeft de macht in de polis? (3)
Handelaren zijn de nieuwe belangrijke bevolkingsgroep en willen ook mee bepalen wat er in hun stadstaten gebeurd. Ze willen deelnemen aan het bestuur, maar de edelen wilden hun macht behouden. 
Er ontstonden heftige discussies...
"Hoe en door wie kon de stadstaat het best worden bestuur?"

Slide 23 - Slide

Afgelopen les...
"Hoe en door wie kon de stadstaat het best worden bestuur?"

Slide 24 - Slide

Monarchie (rond 850 v.Chr., koning die door erfopvolging aan de macht was gekomen.)

Slide 25 - Slide

Ook wel autocratie genoemd. 

Slide 26 - Slide

Aristocratie (kleine groep rijke inwoners die veel macht hadden in een polis)

Slide 27 - Slide

Athene (1)
  • Kleisthenes voerde een democratische bestuur: de directe democratie.

  • Volk (démos)  + macht (kratos).

  • Alle belangrijk beslissingen in de stad werden voortaan door de volksvergadering genomen.

  • Alle vrije mannen boven 18 jaar mochten deelnemen aan de volksvergadering. 
Via volksvergadering werden beslissingen genomen over bijvoorbeeld: oorlog voeren, hogere belasting, ezv.

Slide 28 - Slide

Athene (2)
De democratie was niet voor iedereen:
  • Jongeren tot 18 jaar, buitenlanders en vrouwen mochten niet stemmen. 

  • Vrouwen hoorde niet in de politiek, maar thuis in het huisgezin. De vrouw moest gehoorzaam zijn aan haar vader of echtgenoot.

  • Slaven hebben ook geen stemrecht.
In de 5de eeuw voor Chr. naam de handel en nijverheid sterk toe. Dat betekende werk voor meer mensen, maar er waren in Athene niet genoeg arbeiders. Er werden daarom veel slaven ingevoerd. In de 5de eeuw waren tot ongeveer 1/3 deel van de bevolking slaven.  

Slide 29 - Slide

Twee vormen van democratie
  • Directe democratie: beslissingen worden genomen door de volk. 
  • Indirecte democratie: het volk kiest vertegenwoordigers om beslissingen voor hun te nemen.

Welke vorm van democratie hebben we in Nederland?
Voor Nederlanders is democratie iets heel gewoons, maar in een groot deel van de wereld leven de mensen niet in een democratie. 

Slide 30 - Slide

Democratie
Directe democratie: hierbij stemt het volk zelf over een idee
In Nederland hebben indirecte democratie: hierbij stemmen vertegenwoordigers van het volk op een idee
Direct en indirect
Direct = zonder tussenpersoon (je doet het zelf)
Indirect = met tussenpersoon (iemand doet het voor je)

Slide 31 - Slide

Schervengericht:
  • Ook wel ostracisme genoemd.
  • Stembiljetten.
  •  Wegstemmen van ongewenste politici, die streefden naar alleenheerschappij. 

Slide 32 - Slide

Kenmerken van Atheense democratie
  • Atheense vrije mannen met burgerrecht mogen stemmen. 
  • Directe democratie
  • Volksvergadering
  • Schervenrechtbank (Ostracisme) voorkomt teveel macht bij één persoon.

Slide 33 - Slide

Denken-delen-uitwisselen
Stap 1. Neem de leerdoelen voor je. 
Stap 2. Je hebt 5 minuten om in stilte over het antwoord na te denken. 
Stap 3: In tweetal. Bespreek de antwoorden. Formuleer een betere gezamenlijk antwoord. 8 minuten.
Stap 4: Er wordt één leerling uit elke groepje gekozen om de antwoorden met de klas te delen (uitwisselen). 

Eerder klaar? Doe hetzelfde met de leerdoelen van vorige les!

timer
5:00

Slide 34 - Slide

Opdrachten maken en bespreken
Maak opdracht 1.1 en 1.2 op blz. 34 in je werkboek. 

Zelfstandig, zachtjes overleggen is toegestaan. 
Eerder klaar? Begin een begrippenlijst!
timer
15:00

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Afsluiten
1. Wanneer en in welke gebieden waren bloeiende vroeg-Griekse culturen? En hoe werden die culturen genoemd?
2. Welke natuurlijke omstandigheden droegen ertoe bij dat er geen grote Griekse staat ontstond?

timer
3:00

Slide 37 - Slide