Noteer de zinsdelen in je schrift.
Bedenk zelf steeds een MV erbij.
1. De docent gaf een goede uitleg.
PV =
WG =
OW =
LV =
Bedenk zelf een MV erbij:
2. De jongen vertelde zijn geheim.
PV =
WG =
OW =
LV =
Bedenk zelf een MV erbij:
3. De leiding van het toernooi heeft de medaille gegeven.PV =
WG =
OW =
LV =
Bedenk zelf een MV erbij:
4. De verpleegster gaf dagelijks de aspirine tegen de pijn.
PV =
WG =
OW =
LV =
Bedenk zelf een MV erbij: