4vfa1 17-02-22 (Vragend voornaamwoord)

Programme:


  1. Bespreken schrijfopdracht 1
  2. Unité 3, GR III: vragend voornaamwoord



1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programme:


  1. Bespreken schrijfopdracht 1
  2. Unité 3, GR III: vragend voornaamwoord



Slide 1 - Slide

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif

Het Frans kent 3 manieren om een zin vragend te maken.
Tu vas partir.
  1. Vraagteken erachter zetten
Tu vas partir ?
   2. Zet est-ce que voor de zin
Est-ce que tu vas partir?
   3. Inversie: draai onderwerp en persoonsvorm om
Vas-tu partir?



Slide 2 - Slide

comment
quand
combien
quel âge
pourquoi
à quelle heure
waarom
hoeveel
waar
wanneer
hoe oud
hoe
hoe laat

Slide 3 - Drag question

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif








Slide 4 - Slide

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif







WIE
Is wie het onderwerp? Gebruik qui. LET OP: est-ce que > est-ce qui!
Qui a fait ça?
Qui est-ce qui a fait ça?

Is wie het lijdend voorwerp? Gebruik qui, gevolgd door est-ce que of inversie.
Qui as-tu vu?
Qui est-ce que tu as vu?

Slide 5 - Slide

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif







WELK(E)
Welk(e) is te vertalen met quel. De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord (m/v/ev/mv).

Slide 6 - Slide

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif







WAT (1)
Als je na wat een vorm van 'zijn' gebruikt én een zelfst. nmw., gebruik je quel en een vorm van être.

Slide 7 - Slide

(Wat) est ton film préféré?
A
Quelle
B
Quel
C
Quelles
D
Quels

Slide 8 - Quiz

(Wat) est ta meilleure note?

Slide 9 - Open question

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif







WAT (2)
Staat er na wat géén vorm van 'zijn' + zelfst. nmw.? Kijk naar de functie in de zin.

Is wat onderwerp? Gebruik qu'est-ce qui.


Is wat lijdend voorwerp? Gebruik que/qu' gevolgd door inversie of est-ce que.

Slide 10 - Slide

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif
Samenvatting






Onderwerp
Lijdend voorwerp
Wie

Qui
Qui + inversie
Qui + est-ce qui
Wat
Qu'est-ce qui


Que + inversie
Qu' + est-ce que
Wat + vorm van zijn + zelfstandig naamwoord
Quel(le)(s) + vorm van être


-

Slide 11 - Slide

Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif







Doen voor de volgende les:
  • Maken Unité 3, 24B, 24C, 
  • Leren Unité 3, GR III (vragend voornaamwoord, § 11)

Slide 12 - Slide