Lezen - H5.3 - les 2

Lezen - H5.3
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen - H5.3

Slide 1 - Slide

Start van de les
  • IPad en/of boek op de hoek van je tafel, gesloten.
  • Tas op de grond.
  • Telefoon thuis of in de kluis


Slide 2 - Slide

Doelen
In deze paragraaf leer je:
• wat het verschil tussen een feit en een mening is;
• wat verwijswoorden zijn.

Slide 3 - Slide

Even herhalen

Slide 4 - Slide

Waarmee kun je het eens of eens zijn? Een feit of een mening?

Slide 5 - Open question

Dit is een mening

Slide 6 - Mind map

Dit is een feit

Slide 7 - Mind map

Verwijswoorden
In een tekst staan vaak verwijswoorden. Ze verwijzen naar één of meer woorden in de tekst. Verwijswoorden zorgen voor afwisseling in een tekst. Voorbeelden van verwijswoorden: hij, hem, zij, haar, het, dat, die, daar.

Slide 8 - Slide

Verwijswoorden
Hoe kom je erachter waar een verwijswoord naar verwijst?


Stel een vraag die begint met:
• wie
• wat
• waar



Slide 9 - Slide

Lorain vindt gezond eten erg belangrijk. Zij eet iedere dag twee ons groente en twee stuks fruit.
Waar verwijst het woordje 'zij' naar?

Slide 10 - Open question

De docent vertelt ons wat het huiswerk is. Hij wil graag dat het morgen af is.
Naar wie verwijst 'hij'?

Slide 11 - Open question

Maken Lezen 5.3  opdr. 6 t/m 18
timer
10:00
Klaar?
  • huiswerk maken
  • begin met de leestaak
  • test jezelf
  • versterk jezelf

Slide 12 - Slide