2H6 - Jezus als wonderdoener

1 / 35
next
Slide 1: Slide
GodsdienstMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Welk beroep had Zacheüs?
A
Wetgeleerde
B
Soldaat
C
Belastinginner (tollenaar)

Slide 6 - Quiz

Waarom werd Zacheüs door de mensen buitengesloten?
A
Omdat hij teveel belasting vroeg
B
Omdat hij geld in zijn eigen zak stak
C
Omdat de mensen een hekel hadden aan tollenaren
D
Omdat hij zo klein was

Slide 7 - Quiz

Wat is geen kenmerk van een gelijkenis?
A
Het gaat over het dagelijks leven
B
Het verhaal heeft een verrassende wending
C
Het is bedoeld om iets te leren
D
Het verhaal is waargebeurd

Slide 8 - Quiz

Wat wil het verhaal van de verloren zoon ons leren over de Here God?
A
Dat Hij blij is als mensen spijt hebben en willen terugkomen bij Hem
B
Dat als je het verprutst hebt je niet bij Hem hoeft aan te kloppen
C
Dat je hard moet werken om het weer goed te maken.

Slide 9 - Quiz

Wie hielp de gewonde man op de weg naar Jericho?
A
De Priester
B
De Samaritaan
C
De Leviet

Slide 10 - Quiz

Waarom hielpen de priester en de leviet waarschijnlijk niet?
A
Ze waren bang zelf overvallen te worden
B
Ze mochten volgens de regels geen dode aanraken
C
Ze dachten dat het een Samaritaan was
D
Ze vonden dat het de eigen schuld was van de man

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Leg in je eigen woorden uit: wat is een wonder?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Wat is niet waar voor een wonder?
A
Je kunt het verklaren
B
Je bent er van onder de indruk
C
Het kan iets heel bijzonders zijn
D
Het kan iets heel normaals zijn

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Waardoor kon Jezus wonderen doen?
A
Hij was de Zoon van God
B
Hij had toverformules
C
Hij bezat bijzondere kracht
D
Hij was heel sterk

Slide 20 - Quiz

Waarom deed Jezus wonderen?
A
Omdat hij beroemd wilde worden
B
Om de mensen te vermaken
C
Omdat hij van de mensen houdt
D
Omdat hij zich verveelde

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Als Jezus zieken geneest, valt het volgende op:
A
Hij geneest mensen die eigenlijk niet te genezen zijn
B
Jezus stuurt soms mensen weg
C
Hij gebruikt hulpmiddelen of formules
D
het kost geld

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

3

Slide 25 - Video

00:45
Wat doet Jezus dat niemand anders durft?
A
Hij gaat naar de melaatse toe
B
Hij stuurt de melaatse weg
C
Hij vertelt de melaatse dat hij nooit meer beter wordt
D
Hij stuurt mensen om de melaatse te helpen

Slide 26 - Quiz

01:11
Hoe heeft de melaatse man over Jezus gehoord?
A
Van vrienden
B
Van zijn zus
C
Van andere melaatsen
D
Van mensen die langsliepen

Slide 27 - Quiz

02:55
Wat is niet waar voor hoe Jezus deze man geneest?
A
Hij laat de man betalen voor de genezing
B
Hij raakt de man alleen maar aan.
C
De man is direct genezen
D
Hij vraagt de man het niet door te vertellen

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Hoe reageren de mensen op Bartimeüs?
A
jij bent niet belangrijk
B
hou je mond!
C
ga maar naar Jezus
D
ze reageren niet

Slide 31 - Quiz

Hoe wordt Jezus door Bartimeüs genoemd?
A
Jezus
B
Jezus van Nazaret
C
Zoon van David
D
Hé daar!

Slide 32 - Quiz

Waardoor wordt Bartimeüs weer ziende?
A
Jezus geneest iedereen
B
omdat hij gelooft dat Jezus de koning is
C
omdat hij een groot geloof heeft
D
het heeft niets met geloven te maken

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide