This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Deze les
Herhalen thema 3
Vragen thema 4?
Oefenen
Slide 1 - Slide
1. bloed
Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.
Slide 2 - Slide
Welke bloeddeeltjes maken antistoffen?
A
Bloedplaatjes
B
Bloedplasma
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen
Slide 3 - Quiz
In de afbeelding zie je bloed onder de microscoop. Welk bestanddeel heeft of welke bestanddelen hebben een celkern?
A
Alleen bloedcel 1
B
Alleen bloedcel 2
C
Bloedcel 1 en 2
D
Alledrie de bloedcellen hebben een celkern
Slide 4 - Quiz
In de figuur zie je een tekening van het bloed gezien door een microscoop. Vier bestanddelen van het bloed zijn aangegeven met P, Q, R en S. In welk van de aangegeven bestanddelen bevindt zich hemoglobine?
A
In P
B
In Q
C
In R
D
In S
Slide 5 - Quiz
2. Bloedsomloop
Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.
Slide 6 - Slide
Welk bloedvat heeft de hoogste bloeddruk?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat
D
Ze hebben allemaal dezelfde druk
Slide 7 - Quiz
Welk bloedvat heeft de meeste wisselingen qua voedingsstoffen?
A
Kransslagader
B
Darmslagader
C
Poortader
D
Onderste holle ader
Slide 8 - Quiz
Wat is de naam van bloedvat '6'?
A
Leverader
B
Leverslagader
C
Maagader
D
Poortader
Slide 9 - Quiz
Wat is de naam van de bloedvaten?
A
R=Ader
Q=Slagader
S=Haarvat
B
R=Ader
Q=Haarvat
S=Slagader
C
R=Slagader
Q=Ader
S=Haarvat
D
R=Slagader
Q=Haarvat
S=Ader
Slide 10 - Quiz
3. Het hart
Je kunt de delen van het hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
Je kunt beschrijven hoe een hartslag verloopt.
Slide 11 - Slide
Longslagader
Rechterkamer
Bovenste holle ader
Slagaderklep
Hartklep
Slide 12 - Drag question
Hartslag
Slide 13 - Slide
In welke volgorde gaan de kleppen van het hart dicht?
A
Eerst de halvemaanvormige kleppen en daarna de hartkleppen.
B
Eerst de halvemaanvormige klep en de hartklep van het rechterdeel van het hart.
C
Eerst de halvemaanvormige klep en de hartklep van het linker deel van het hart.
D
Eerst de hartkleppen en daarna de halvemaanvormige kleppen.
Slide 14 - Quiz
Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Waar bevindt zich zuurstofarm bloed?
A
1
B
2
C
4
Slide 15 - Quiz
Bij de rechter helft zitten de halvemaanvormige kleppen tussen de linker kamer en welk bloedvat?
A
Aorta
B
Longslagader
C
Longader
D
Holle ader
Slide 16 - Quiz
De wanden van het hart
A
zijn overal even dik
B
zijn bij de linkerkamer dikker dan de rechterkamer
C
zijn bij de rechterkamer dikker dan bij de linkerkamer
D
zijn bij de boezems dikker dan bij de kamers
Slide 17 - Quiz
Uitscheiding
Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.
Slide 18 - Slide
Blaas
Urineleider
Nier
Slide 19 - Drag question
Uitscheiding
Slide 20 - Slide
De functie van de nieren is uitscheiding. Wat scheiden de nieren uit?
A
alleen overtollig water
B
overtollig water, glycogeen, afvalstoffen en zouten
C
schadelijke stoffen
D
overtollig water en zouten, afvalstoffen en schadelijke stoffen
Slide 21 - Quiz
De buitenste laag van de nier wordt ...................................... van de nier genoemd
A
het niermerg
B
de nierschors
C
het nierkapsel
D
het niervlies
Slide 22 - Quiz
Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen
Slide 23 - Quiz
5. Immuunsysteem
Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.
Slide 24 - Slide
Hoe noem je de eiwitten op een ziekteverwekker?
A
antistoffen
B
lichaamseigen
C
antigenen
D
lichaamsvreemd
Slide 25 - Quiz
Het Covid-19 vaccin zorgt voor immuniteit tegen corona. Wat voor soort immuniteit is dat?
A
Natuurlijke actieve immuniteit
B
Natuurlijke passieve immuniteit
C
Kunstmatige actieve immuniteit
D
Kunstmatige passieve immuniteit
Slide 26 - Quiz
Wat wordt er ingespoten als iemand wordt gevaccineerd?
10
A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Antistoffen en antigenen
D
Antibiotica
Slide 27 - Quiz
antiserum
vaccin
Natuurlijke passieve immuniteit
Natuurlijke actieve immuniteit
Kunstmatige actieve immuniteit
Kunstmatige passieve immuniteit
Slide 28 - Drag question
Waartegen werkt antibiotica?
A
Alle ziekteverwekkers
B
Bacteriën en virussen
C
Alleen virussen
D
Alleen bacteriën
Slide 29 - Quiz
6. Gezond leven
Je kunt aangeven hoe je je hart en bloedvaten gezond kunt houden.
Je kunt de gevolgen van alcohol op korte termijn en op lange termijn noemen.
Slide 30 - Slide
Immuunsysteem
Slide 31 - Slide
Zijn er nog vragen?
Slide 32 - Open question
Nu verder
Maken van de samenhang en afsluiting van thema 4
Extra oefenen? www.biologiepagina.nl
Slide 33 - Slide
30 seconds
Om beurten moet 1 teamlid in 30 seconden zoveel mogelijk begrippen van het kaartje uitleggen