De conditionnel présent gebruik je in de volgende situaties:
Voorwaardelijke zinnen: Als je iets voorstelt of een voorwaarde noemt, bijvoorbeeld met si (als). De voorwaarde wordt dan vaak in de imparfait gezet en het gevolg in de conditionnel présent.
Si j'avais de l'argent, je voyagerais. (Als ik geld had, zou ik reizen.)
Être wordt ser- (Je serais)
Avoir wordt aur- (J’aurais)
Faire wordt fer- (Je ferais)
Aller wordt ir- (J’irais)