Klas 5 - week 42

Klas 5 - week 42
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Klas 5 - week 42

Slide 1 - Slide

Objectifs havo 5
Objectifs vwo 5
  • Je connais 10 nouveaux mots 
  • Je sais utiliser le futur
  • Je peux écrire une lettre de candidature
  • Je peux faire une réservation et demandez des renseignements
  • Je connais 10 nouveaux mots 
  • Je sais utiliser le conditionnel
  • Je comprends un texte sur les façons d'agir

Slide 2 - Slide

Vocabulaire 
Flashcards

Slide 3 - Slide

Grammaire 
Futur / conditionnel 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Futur simple 
Vorm: De futur simple wordt gevormd door de infinitief van het werkwoord te nemen en daar de volgende uitgangen aan toe te voegen:

-ai
-as
-a
-ons
-ez
-ont

Slide 6 - Slide

Voorbeelden 
Je parlerai
Tu parleras
Il/Elle parlera
Nous parlerons
Vous parlerez
Ils/Elles parleront
J’attendrai
Tu attendras
Il/Elle attendra
Nous attendrons
Vous attendrez
Ils/Elles attendront
je finirai
tu finiras 
il/elle finira
nous finirons
vous finirez
ils / elles finiront

Slide 7 - Slide

Toepassing
  • De futur simple gebruik je om iets te zeggen dat in de toekomst gaat gebeuren, vaak in combinatie met tijdsbepalingen zoals demain (morgen), la semaine prochaine (volgende week), of dans cinq ans (over vijf jaar).
  • Demain, je finirai mes devoirs. (Morgen zal ik mijn huiswerk afmaken.)

Slide 8 - Slide

Uitzonderingen 
Er zijn enkele onregelmatige werkwoorden die een andere stam hebben in de futur simple, maar de uitgangen blijven hetzelfde. Bijvoorbeeld:

Être wordt ser- (Je serai)
Avoir wordt aur- (J’aurai)
Faire wordt fer- (Je ferai)
Aller wordt ir- (J’irai)
pouvoir wordt  pourr (je pourr) 

Slide 9 - Slide

Conditionnel
De conditionnel présent wordt gevormd door dezelfde stam te gebruiken als de futur simple (de infinitief) en daar de uitgangen van de imparfait aan toe te voegen:

-ais
-ais
-ait
-ions
-iez
- aient 

Slide 10 - Slide

Conditionnel
De conditionnel présent wordt gevormd door dezelfde stam te gebruiken als de futur simple (de infinitief) en daar de uitgangen van de imparfait aan toe te voegen:

-ais
-ais
-ait
-ions
-iez
- aient 

Slide 11 - Slide

Toepassing 
De conditionnel présent gebruik je in de volgende situaties:

Voorwaardelijke zinnen: Als je iets voorstelt of een voorwaarde noemt, bijvoorbeeld met si (als). De voorwaarde wordt dan vaak in de imparfait gezet en het gevolg in de conditionnel présent.

Si j'avais de l'argent, je voyagerais. (Als ik geld had, zou ik reizen.)




Être wordt ser- (Je serais)
Avoir wordt aur- (J’aurais)
Faire wordt fer- (Je ferais)
Aller wordt ir- (J’irais)


Slide 12 - Slide

Toepassing 
De conditionnel présent gebruik je in de volgende situaties:

Verzoek of beleefdheid: Je gebruikt de conditionnel om beleefde vragen of verzoeken te doen.

Je voudrais un café, s'il vous plaît. (Ik zou graag een koffie willen, alstublieft.)

Slide 13 - Slide

Toepassing 
Hypothese of veronderstelling: Om iets hypothetisch of onzeker uit te drukken.

Il paraîtrait que le président viendrait demain. (Er wordt gezegd dat de president morgen zou komen.)

Slide 14 - Slide

Uitzonderingen 
Dezelfde onregelmatige werkwoorden als bij de futur simple hebben een onregelmatige stam in de conditionnel, bijvoorbeeld:

Être wordt ser- (Je serais)
Avoir wordt aur- (J’aurais)
Faire wordt fer- (Je ferais)
Aller wordt ir- (J’irais)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Production écrite / Compréhension orale 
H5 : ex. 8-14 

V5: Ex. 29 - 32


Slide 18 - Slide