Exercice 29aC, E
Exercice 29c
1 B 3 A
2 D 4 C
Exercice 29d
1 viens 4 viens
2 vient 5 venons
3 viennent
Exercice 30a
1 In de passé composé (voltooid tegenwoordige tijd).
2 Het hulpwerkwoord être.
3 Je past het voltooid deelwoord aan het onderwerp van de zin aan: vrouwelijk enkelvoud +e, mannelijk meervoud +s en vrouwelijk meervoud +es.
Exercice 30c
1 A 3 B
2 C
Exercice 30d
1 nous venons 5 elle vient
2 elle est venue 6 je viens
3 ils sont venus 7 il est venu
4 vous venez 8 il vient