This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Feiten, meningen, argumenten en tegenargumenten
Bespreken SO spelling - blok 5
Zelfstandig werken
Nakijken
Lesstof herhalen
Pauze
Uitleg nieuwe theorie
Zelfstandig werken
Open boektoets bespreken
Einde van de les
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Aan het einde van de les herken je de signaalwoorden in zinnen en kun je aangeven welk tekstverband hier bij hoort.
Slide 2 - Slide
Zelfstandig werken
Tekstverbanden en signaalwoorden 1 - It's-Learning
timer
5:00
Slide 3 - Slide
Wat zijn signaalwoorden en tekstverbanden?
A
Woorden die een verband aangeven tussen de verschillende zinnen en alinea's.
B
Maar, omdat, ik vind, over, mijn mening is..
C
Ze staan in de eerste zinnen van een alinea om de verbanden aan te geven tussen de alinea's
D
Woorden om de relatie duidelijk te maken tussen tussen personen
Slide 4 - Quiz
We hebben uitleg gehad over tekstverbanden en signaalwoorden, maar ik blijf het lastig vinden.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Reden-argument
D
Oorzaak-gevolg
Slide 5 - Quiz
Om je eindexamen te halen, zal je nog veel moeten oefenen met tekstverbanden en signaalwoorden
A
Vergelijking
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Doel - middel
Slide 6 - Quiz
Het is nu dus aan jullie om de tekstverbanden en signaalwoorden toe te passen in teksten.
A
Opsomming
B
Conclusie
C
Doel - Middel
D
Oorzaak - Gevolg
Slide 7 - Quiz
Kortom, dit was de les over tekstverbanden en signaalwoorden.
A
Doel-middel
B
Oorzaak-gevolg
C
Conclusie
D
Reden
Slide 8 - Quiz
PAUZE
timer
20:00
Slide 9 - Slide
Lesplanning
Lesdoel
Instructie
Zelfstandig werken
Einde van de les
Slide 10 - Slide
Lesdoel
Aan het einde van de les weet je wat het verschil is tussen subjectieve en objectieve argumenten en weet je in welke teksten dit voorkomt.
Slide 11 - Slide
Wat vind je van AT-tijd en kun je uitleggen waarom?
Slide 12 - Open question
Welk tekstverband hoort bij de vorige vraag?
A
Reden
B
Oorzaak - gevolg
C
Mening - argument
D
Tegenstelling
Slide 13 - Quiz
Objectieve argumenten zijn gebaseerd op:
A
Feiten
B
Meningen
C
Standpunten
D
Argumenten
Slide 14 - Quiz
Geef het objectieve argument bij: Wat voor weer is het vandaag?
A
Het is mooi weer
B
Het is 30 graden
C
Het is veel te warm
D
Het is een fijne dag
Slide 15 - Quiz
Wat is een subjectief argument?
A
Een argument met gevoel, mening of waardeoordeel
B
Een argument dat altijd waar is
C
Een argument dat niemand wil horen
Slide 16 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een subjectief argument?
A
Ik vind dat school om half 10 moet beginnen
B
Leerlingen moeten kunnen uitslapen
C
Leerlingen hoeven dan niet in de spits te reizen
D
Voor 9 uur gebeuren de meeste ongelukken in het verkeer volgens Veilig Verkeer Nederland
Slide 17 - Quiz
Objectief argument
Een argument gebaseerd op feiten - je kan het controleren
Feitelijke argumenten
Objectieve argumenten vind je terug in:
- artikel
- tijdschrift
- krant
Slide 18 - Slide
Subjectief argument
Een argument gebaseerd gevoelens of overtuigingen - je kunt niet zeggen of het waar of niet waar is, alleen of je het overtuigend vindt - persoonlijke argumenten
Subjectieve argumenten vind je terug in:
- recensie
- blog
Slide 19 - Slide
Wat heb je deze les geleerd wat je vooraf nog niet wist?