toetsvoorbereiding HD 7 t/m 9 12 14 t/m 18

Oefentoets communicatie
1 / 34
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Oefentoets communicatie

Slide 1 - Slide

Leren voor je toets:
Hoofdstuk 7 t/m 9
Hoofdstuk 12
Hoofdstuk 14 t/m 18

Slide 2 - Slide

Jennifer vertelt haar nieuwe collega wat de regels zijn bij het bereiden van de maaltijd.
A
informatief gesprek
B
slechtnieuws gesprek
C
helpend gesprek

Slide 3 - Quiz

Je legt aan Siny uit dat haar moeder nog niet naar huis kan omdat ze opnieuw is gevallen
A
informatief gesprek
B
slechtnieuws gesprek
C
Helpend gesprek

Slide 4 - Quiz

Jij maakt een nieuwe cliënt wegwijs op de dagbesteding en vertelt de belangrijkste groepsregels
A
informatief gesprek
B
helpend gesprek
C
slechtnieuws gesprek

Slide 5 - Quiz

Een cliënt zegt boos dat hij weer niet uitkomt met het weekgeld dat hij krijgt.
A
informatief gesprek
B
helpend gesprek
C
slechtnieuws gesprek

Slide 6 - Quiz

Een van de belangrijkste voorwaarden voor een effectief tweegesprek is dat je de verantwoordelijkheid bij de cliënt laat
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Bij een forumdiscussie zijn deskundigen uitgenodigd en stelt het publiek vragen om de discussie op gang te brengen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Noem zoveel mogelijk voorbeelden van positief deelnemers gedrag bij groepsgesprekken

Slide 9 - Open question

Noem zoveel mogelijk voorbeelden van negatief deelnemers gedrag in groepsgesprekken

Slide 10 - Open question

Je hebt een verborgen agenda is een voorbeeld van negatief deelnemers gedrag, namelijk
A
alles beter weten
B
zeuren
C
manipuleren
D
kritisch denken

Slide 11 - Quiz

Wat zijn de notulen in een vergadring?
A
Een besluiten- of afsprakenlijst die moet worden uitgevoerd.
B
Een overzicht van ingekomen stukken en mededelingen; wat en door wie.
C
Een letterlijke weergave van wat er besproken is en door wie
D
Een samengevatte weergave van wat er besproken is en door wie.

Slide 12 - Quiz

‘Assertief zijn’ betekent dat je je gelijk wilt krijgen.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Hoe assertief je bent, heeft veel te maken met je opvoeding en achtergrond.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Iemand die agressief reageert, komt voor zichzelf op, maar doet dat op de verkeerde manier.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Feedback ontvangen
Feedback geven
Vragen stellen
Wacht niet te lang
Check of de ander het begrijpt
Bespreek het met alle betrokkenen 
Laat de ander uitpraten 
Schiet niet in de verdediging 

Slide 16 - Drag question

Gedrag
Karakter
Zelfbeeld
Tomas heeft last van zijn innerlijke criticus
Je ben vaak somber
Jenny praat en beweegt net als haar moeder

Slide 17 - Drag question

Gedrag wordt bepaald door aanleg, omstandigheden en zelfbepaling
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Als je zelfbeeld en ideaalbeeld dicht bij elkaar liggen, heb je een TE positief zelfbeeld
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Je innerlijke criticus is de kritische stem van binnenuit die bij alles wat je doen negatief commentaar geeft
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

Welke 2 vormen van zelfreflectie ken je?

Slide 21 - Open question

Wat is het verschil tussen normen en waarden?
A
Norm is een regel, waarden is waarom jij dat belangrijk vindt
B
Waarden is een regel, norm is waarom jij dat belangrijk vindt
C
Normen en waarden zijn allebei hetzelfde. Het zijn allebei regels
D
Norm is een regel en een waarden is een mening

Slide 22 - Quiz

Gemeenschappelijke opvattingen van mensen over wat zij belangrijk vinden zijn
A
Gedragsregels.
B
waarden.
C
normen
D
Beloningen.

Slide 23 - Quiz

gedrag dat van een groepslid wordt verwacht
met je voetbalteam streven om kampioen te worden
beinvloeden van groepsleden onderling
groepsdoel
groepsinteractie
machtsstructuur
groepsrollen

Slide 24 - Drag question

Wat is een Primaire groep
A
Groep van verschillende mensen, Jongens meisje, kinderen volwassen
B
De belangrijkste groep waar toe je behoord.
C
Vriendengroep, met alleen jongens
D
waarbinnen de leden persoonlijke en duurzame relaties met elkaar onderhouden (gezin)

Slide 25 - Quiz

In primaire groepen zijn groepsleden eenvoudig te vervangen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

wat is een homogene groep
A
een groep met allemaal homo's
B
een groep met dezelfde kenmerken
C
een groep met diverse kenmerken
D
een groep met verschillende kenmerken

Slide 27 - Quiz

Wat is conformisme?
A
alles volgens een traditie doen
B
bepalen wat de groepsnormen worden
C
aanpassen aan de groepsnormen
D
je eigen stijl bepalen

Slide 28 - Quiz

Pien is teamleidster. De organisatie waarvoor ze werkt, bestaat nog niet zo lang. De afgelopen maanden was het niet gemakkelijk voor Pien om leiding te geven aan haar team. De sfeer was niet goed, er ontstonden subgroepjes en mensen hadden steeds kritiek op elkaar. Gelukkig merkt Pien dat de sfeer aan het veranderen is. Teamleden werken beter met elkaar samen en houden daarbij de doelen voor ogen. Pien ziet ook dat er oplossingsgericht gewerkt wordt
A
vormfase
B
stormfase
C
normfase
D
prestatiefase

Slide 29 - Quiz

In welke volgorde gaat de groepsvorming?
A
Normfase, vormfase, stormfase, afscheidsfase, prestatiefase
B
Stormfase, prestatiefase, normfase, vormfase, afscheidsfase
C
Vormfase, stormfase, normfase, prestatiefase, afscheidsfase
D
Vormfase, normfase, stormfase, prestatiefase, afscheidsfase

Slide 30 - Quiz

Wat bedoelen we met vormfase?
A
kennismaken en aftasten van de groep
B
men kent elkaar en weet wat kan en niet kan
C
meningsverschillen en conflicten ontstaan
D
er worden groepjes gemaakt en spreekt elkaar aan op verantwoordelijkheden

Slide 31 - Quiz

Er zijn 4 doelen van een groepsgesprek, noem er 3

Slide 32 - Open question

Welke soorten besluitings-vormen ken je vanuit de theorie?
A
compromis
B
het lot beslist
C
toegeven
D
doordrukken

Slide 33 - Quiz

Uit welke 3 elementen is goede feedback opgebouwd?

Slide 34 - Open question