1 tegen 100 (H8, 9, 12, 14, 15, 16, 17, 18)

1 tegen 24
1 / 49
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1 tegen 24

Slide 1 - Slide

Spelregels
1. Één student speelt voor de groep. Voorafgaand kan de student 2 hulplijnen inzetten.
Keuze uit: lesboek en voorafgaand aangewezen student. 

Voor beide hulplijnen heb je 2 minuten! 

2. Klas speelt mee. 
3. Zodra je het antwoord fout hebt, ben je uitgesloten en leg je het rode blaadje op je tafel. 
4. Als alleen de student voor de groep overblijft, heeft hij/ zij gewonnen
5. Gaat de student voor de groep af, wordt er geloot wie er voor de klas komt te staan. 

Let op: Iedere vraag moet binnen 30 seconden worden beantwoord. 

Slide 2 - Slide

Iedere groep bestaat uit 5 dezelfde kenmerken, om welk kenmerk gaat onderstaande omschrijving:

Je communiceert voortdurend met elkaar, zowel verbaal als non-verbaal. Groepsleden beïnvloeden elkaar voortdurend.
A
Groepsinteractie
B
Machtsstructuur
C
Groepscohesie

Slide 3 - Quiz

Onderstaand gaat over het Joharivenster.
Wanneer de ontvangen feedback niet bekend is bij jezelf maar wel bij anderen. Valt dit onder het volgende gebied:
A
Open ruimte
B
Blinde vlek
C
Verborgen gebied
D
Onbekend gebied

Slide 4 - Quiz

Er zijn verschillende oorzaken voor een gebrek aan assertief gedrag. Bij welke oorzaak hoort onderstaande situatie:

'Je hebt vorig jaar met kerst gewerkt. Je gaat er nu, zonder het te bespreken, vanuit dat één van jouw collega's nu met kerst gaat werken'.
A
Te hoge verwachtingen van een ander
B
Te sterk plichtsbesef
C
Geen eenling willen zijn

Slide 5 - Quiz

De discussie loopt op een dood spoor waardoor er geen nieuwe inzichten en opvattingen worden gedeeld
A
Impasse
B
Hold
C
Afronding

Slide 6 - Quiz

Hoe noem je iemand die op de buitenwereld is gericht. Deze persoon zoekt graag/ makkelijk contact en is vlot in de omgang.
A
Extravert
B
Introvert
C
Duovert

Slide 7 - Quiz


Jaap zit in het tweede leerjaar van de opleiding Maatschappelijke Zorg niveau 4. Sinds vorig jaar krijgt Jaap vaak de schuld van allerlei zaken waar hij geen invloed op heeft. Tevens wordt Jaap vaak niet, of erg laat uitgenodigd voor klassenactiviteiten. De groepsrol van Jaap kan gezien worden als de ... van de groep.

A
Appelant
B
Zondebok
C
Volger

Slide 8 - Quiz

Feedback geven behoort aan de hand van drie elementen .

Starten met 'ik vind/ voel/ zie ..' valt onder het element:
A
Ik boodschap
B
Gevoel
C
Concreet gedrag

Slide 9 - Quiz

Onderstaand voorbeeld is een:

Ik gooi mijn rommel nooit op straat maar in een prullenbak
A
Norm
B
Waarde

Slide 10 - Quiz

leder mens vertoont een bepaald gedrag. Het is belangrijk zicht te krijgen op de verschillende manieren van deelnemen. Er is positief en negatief deelnemersgedrag.

Welke rol past bij onderstaand gedrag?
Je uit je ongenoegen op een eentonige en vervelende manier.
A
Zeurpiet
B
Afwijker
C
Helper

Slide 11 - Quiz

Op de begeleidingsgroep van Jarabee zijn de jongeren bij elkaar geplaatst op basis van de ondersteuningsbehoefte, de behoeftes liggen namelijk dicht bij elkaar.

Dit voorbeeld hoort bij het volgende kenmerk:
A
Groepsdoel
B
Groepsinteractie
C
Groepsnormen
D
Machtsstructuur

Slide 12 - Quiz

Wanneer je het gevoel hebt dat jij jezelf moet beschermen op het moment dat je feedback ontvangt zet je een strategie in. Hoe heet deze strategie?
A
Ontkenning
B
Verdediging reactie
C
Empathie

Slide 13 - Quiz

Meerder personen uit de groep krijgen de bevoegdheid om een besluit te nemen namens de groep op basis van hun deskundigheid
A
Eenmansbesluit
B
Democratisch overleg
C
Delegatie
D
Unaniem besluit

Slide 14 - Quiz

Om goed op groepsprocessen in te kunnen spelen, dien je als beroepskracht MZ zeven begeleidingsaspecten in te zetten. Welk aspect komt naar voren in onderstaande situatie:

'Vandaag versier je samen met drie cliënten de gezamenlijke woonkamer omdat Jordy jarig is! Als groep vinden jullie het belangrijk dat deze gebeurtenissen samen gevierd worden'.
A
Omgaan met conformisme
B
Betrokkenheid stimuleren
C
Stimuleren van interactie
D
Individuele aandacht geven

Slide 15 - Quiz

De ontwikkeling van een groep bestaat uit vijf verschillende fases.

Wat is de juiste volgorde:
A
Stormfase - normfase - vormfase - prestatiefase - afscheidsfase.
B
Stormfase - vormfase- normfase - prestatiefase- afscheidsfase.
C
Vormfase - stormfase - normfase - prestatiefase - afscheidsfase.

Slide 16 - Quiz

Bij welk begrip hoort de volgende situatie: 'Annelot luistert niet wanneer zij feedback krijgt, ze lijkt overtuigd van haarzelf en beschuldigd de ander'.
A
Assertief gedrag
B
Sub assertief gedrag
C
Agressief gedrag

Slide 17 - Quiz

Een innerlijk conflict heb je, wanneer:
A
De normen en waarden van jou en iemand anders niet overeenkomen
B
De normen en waarden van jezelf gaan veranderen
C
Jouw normen en waarden niet overeenkomen met wat je vindt en wat je doet

Slide 18 - Quiz

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving:

Beeld dat iemand van zichzelf heeft opgebouwd door alles wat hij heeft waargenomen en ervaren. Dit beeld kan meer positief en meer negatief zijn.
A
Karakter
B
Identiteit
C
Zelfbeeld

Slide 19 - Quiz

Een duim opsteken is een voorbeeld van:
A
Informele feedback
B
Formele feedback
C
Projectie

Slide 20 - Quiz

Over welk persoonlijkheidsmodel gaat de volgende beschrijving:

Persoonlijkheidsmodel dat kijkt naar de motivatie van waaruit mensen handelen en denken.
A
Enneagream
B
Big five
C
360 graden feedback

Slide 21 - Quiz

In reactie op de feedback gaat de ander een verstandelijke uitleg of verklaring geven. Het emotionele aspect wordt geparkeerd.
A
Onkenning
B
Projectie
C
Rationalisatie
D
Verdringing

Slide 22 - Quiz

Lees onderstaande situatie en geef aan om welke groepsfase het gaat.


Ralf is een nieuwe cliënt in een bestaande groep. In het begin trok Ralf veel naar mede cliënt Deborah. De laatste week zie je dat Ralf ook meer naar andere groepsleden toetrekt. Alhoewel Ralf wat meer optrekt met andere groepsleden merk je ook dat er onderlinge irritaties en kleine conflicten ontstaan.
A
Vormfase
B
Stormfase
C
Normfase
D
Prestatiefase

Slide 23 - Quiz

Voorkeursgedrag dat zichtbaar is tijdens groepsgesprekken
A
Deelnemersgedrag
B
Groepsrol
C
Afweermechanisme

Slide 24 - Quiz

Wanneer jij je aanpast aan de heersende groepsnormen, heet dit:
A
Machtspositie
B
Betrokkenheid
C
Conformeren

Slide 25 - Quiz

Het Johari-venster deelt je zelfbeeld in vier gebieden in.
Welk gebied past bij de volgende situatie:

'Karlijn weet van zichzelf dat zij van aanpakken weet, zij neemt altijd de leiding tijdens samenwerkingsopdrachten. Haar klasgenoten weten dit ook, zij vinden het daarom fijn om met haar samen te werken.'
A
Open gebied
B
Verborgen gebied
C
Blinde vlek
D
Onbewust gebied

Slide 26 - Quiz

José heeft een woordenwisseling gehad met haar vriendin Aafke. Ze denkt na over haar manier van handelen.

Dit noemen we reflecteren op:
A
Persoonlijk functioneren
B
Beroepsmatig functioneren

Slide 27 - Quiz

Welk begrip hoort bij onderstaande situatie:

'Femke laat van kinds af aan zien dat zij zorgzaam is.'
A
Identiteit
B
Karakter
C
Zelfbeeld

Slide 28 - Quiz

Er zijn veel valkuilen die een reëel en genuanceerd zelfbeeld in de weg kunnen staan.

Bij welke valkuil hoort de volgende uitspraak: 'Soms als ik uit bed stap voel ik dat het een slechte dag is, vaak gaat dan ook écht alles fout'.
A
Jezelf verkeerd waarnemen
B
Anderen verkeerd waarnemen
C
Bevestiging zoeken vanuit bestaand zelfbeeld
D
Zichzelf waarmakende voorspellingen doen

Slide 29 - Quiz

Om goed op groepsprocessen in te kunnen spelen, dien je als beroepskracht MZ zeven begeleidingsaspecten in te zetten. Welk aspect komt naar voren in de volgende situatie:

'Cliënt Jos en cliënt Marit hebben hetzelfde meegemaakt. Jij laat ze in contact komen met elkaar.
A
Zorg voor een goede sfeer
B
Omgaan met conformisme
C
Stimuleren van interactie

Slide 30 - Quiz

Wat is het verschil tussen een forumdiscussie en een paneldiscussie?
A
Bij een paneldiscussie wordt er een discussie gevoerd door deskundigen naar aanleiding van vragen uit het publiek en bij een forumdiscussie mag het publiek niets inbrengen.
B
Bij een forumdiscussie wordt er een discussie gevoerd door deskundigen naar aanleiding van vragen uit het publiek en bij een paneldiscussie mag het publiek niets inbrengen.
C
Een forumdiscussie is een discussie op het internet en een paneldiscussie is een discussie in het echt.

Slide 31 - Quiz

Om goed op groepsprocessen in te kunnen spelen, dien je als beroepskracht MZ zeven begeleidingsaspecten in te zetten. Welk aspect komt naar voren in de volgende situatie:

'Cliënt Jos en cliënt Marit hebben hetzelfde meegemaakt. Jij laat ze in contact komen met elkaar.
A
Overzicht bewaken
B
Individuele aandacht geven
C
Betrokkenheid tonen
D
Stimuleren van interactie

Slide 32 - Quiz

Welk begrip zoeken we?

Dit heb je wanneer je een duidelijk beeld hebt over jezelf.
Je weet dan goed hoe jij je gedraagt; welk gedrag je moet bijsturen; hoe jij jezelf kan presenteren; hoe je contacten kan onderhouden; en hoe je met je eigen ik anderen kan helpen.
A
Karakter
B
Zelfbeeld
C
Identiteitscrisis
D
Verdedigingsmechanisme

Slide 33 - Quiz

Gestructureerd groepsgesprek waarbij deelnemers aan de hand van een agenda onderwerpen van gemeenschappelijk belang bespreken
A
Vergadering
B
Tweegesprek
C
Notulen

Slide 34 - Quiz

Er zijn verschillende methoden van besluitvorming. Een unaniem besluit is er daar één van en is het besluit wat het liefst genomen wordt. Dit lukt echter niet vaak.
Welke andere methode heeft dan de voorkeur naast een democratisch besluit?
A
Compromis
B
Meerderheidsbesluit
C
Loten

Slide 35 - Quiz

Zelfkennis heeft verschillende functies. Welke functie past bij de volgende situatie:

'Badr, beroepskracht MZ, weet van zichzelf dat hij erg perfectionistisch kan zijn en dat dit te maken heeft met angst voor kritiek. Hij ziet dit ook bij cliënt Agnes gebeuren.'
A
Zelfkennis om anderen te kunnen helpen
B
Zelfkennis om je gedrag en beroepshouding bij te sturen

Slide 36 - Quiz

Wanneer je een activiteit of handeling beoordeelt noem je dit:
A
Evalueren
B
Reflecteren

Slide 37 - Quiz

leder mens vertoont een bepaald gedrag. Het is belangrijk zicht te krijgen op de verschillende manieren van deelnemen. Er is positief en negatief deelnemersgedrag.

Welke rol past bij onderstaand gedrag?
Anderen weten niet waar jij staat en wat ze aan jou hebben.
A
Afwijker
B
Zwijger
C
Stimulator

Slide 38 - Quiz

Er zijn veel valkuilen die een reëel en genuanceerd zelfbeeld in de weg kunnen staan.

Bij welke valkuil hoort de volgende uitspraak:

'Als een bekend persoon boos of naar reageert, betrek ik dit áltijd op mijzelf'

A
Niet reële vergelijkingen maken
B
Denken dat de ideale mens bestaat
C
Niet naar de gehele situatie kijken
D
Je bent je gedachten niet

Slide 39 - Quiz

Juist of onjuist?

Assertief zijn wil zeggen je gelijk halen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

Welk begrip hoort bij onderstaande situatie:

'Je bent opgevoed door je ouders met het idee dat geld het belangrijkste is in het leven, geld is macht. Jij komt erachter dat jij het belangrijk vindt om wat voor kwetsbare mensen te betekenen. Je besluit niet te gaan werken in het bedrijf van je vader, maar je kiest voor de opleiding MZ.'
A
Identiteit
B
Zelfinzicht
C
Zelfbepaling

Slide 41 - Quiz

Een oorzaak van een gebrek aan assertiviteit kan zijn dat je te hoge
verwachtingen hebt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quiz

Een sterstructuur kan nadelen hebben.

Kies het nadeel die hoort bij interactie via een sterstructuur.
A
Iemand kan zich minder betrokken voelen bij wat er in de groep gebeurt.
B
Het tempo van het werken kan laag komen te liggen.

Slide 43 - Quiz

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving:

Verzameling mensen die een eenheid vormen op basis van een of meer overeenkomsten. Daardoor voelen ze zich betrokken bij elkaar, hebben contact met elkaar en is er sprake van saamhorigheid.
A
Groep
B
Tweegesprek
C
Peergroup

Slide 44 - Quiz

Iedere groep bestaat uit 5 dezelfde kenmerken, om welk kenmerk gaat onderstaande omschrijving:

In elke groep bestaan ongeschreven regels over hoe de groepsleden zich horen te gedragen.
A
Machtsstructuur
B
Groepsinteractie
C
Groepsnormen

Slide 45 - Quiz

Welk woord is in onderstaande zin weggelaten:

Groep die zich kenmerkt door taakgerichtheid, een zakelijke omgang en afspraken. Wordt ook wel een ....... groep genoemd.
A
Open
B
Secundaire
C
Out

Slide 46 - Quiz


Hoe noem je een groep waarin je niet makkelijk toegelaten wordt, bijvoorbeeld een cursusgroep.

A
Out group
B
Gesloten groep
C
Homogene groep

Slide 47 - Quiz

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving:

Georganiseerde groep waar zaken op papier zijn vastgelegd, zoals het doel, de regels en de taakverdeling.
A
Formele groep
B
Heterogene groep
C
Groepscohesie

Slide 48 - Quiz

Er zijn twee vormen van zelfreflectie. Welke twee zijn dit?
A
Reflectie op beroepsmatig handelen en reflecteren op je grondhouding
B
Reflecteren op beroepsmatig handelen en reflecteren op je persoonlijk functioneren
C
Reflecteren op persoonlijk functioneren en op je grondhouding

Slide 49 - Quiz