Thema 2 vervolg 22 oktober 2020

Doelen voor vandaag

-> Ik ken alle spreekwoorden van thema 1
-> Ik ken de theorie van de woorden ( thema 2)
-> Ik kan verschillende tekstdoelen benoemen.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Doelen voor vandaag

-> Ik ken alle spreekwoorden van thema 1
-> Ik ken de theorie van de woorden ( thema 2)
-> Ik kan verschillende tekstdoelen benoemen.

Slide 1 - Slide

Wat is de betekenis van het spreekwoord ' buiten adem zijn'
A
Heel hard hijgen, omdat je veel gedaan hebt met je lichaam.
B
Niet meer op aarde zijn.
C
Niet binnen, maar buiten zijn.
D
Een ballon opblazen

Slide 2 - Quiz

Wat is de betekenis van de uitdrukking 'een oogje op iemand hebben'.
A
Je kijkt altijd met 1 oog.
B
Iemand heel leuk vinden.
C
Het oog van iemand anders is niet goed.
D
Iemand is blind.

Slide 3 - Quiz

Wat betekent de uitdrukking 'met bloed, zweet en tranen'?
A
Veel gesport hebben.
B
In het ziekenhuis liggen.
C
Stinken.
D
Ergens heel veel moeite voor doen

Slide 4 - Quiz

Hoofdstuk 2 Spelling & Grammatica

  • Ga naar opdracht 2
  • Luister naar de docent
  • Waar ligt de klemtoon? Zet er een streep onder.  

Slide 5 - Slide

Opdracht 3
Vraag: wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 6 - Open question

Wat is een lidwoord?

Slide 7 - Open question

Hoeveel lidwoorden zijn er in het Nederlands?

Slide 8 - Open question

Lidwoorden
de/ het: bepaalde lidwoorden: 
je zegt precies wat je met het zelfstandig naamwoord bedoelt. 

een: onbepaald lidwoord:
je zegt niet precies wat je met het zelfstandig naamwoord bedoelt. 

Slide 9 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 10 - Open question

Wat is in deze zin het bijvoeglijk naamwoord?
De jonge man heeft een prachtige tas.
A
/jonge/ en /man/
B
/jonge/
C
/jonge/ en /prachtige/
D
er is geen bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quiz

Hoofdstuk 3 Lezen
Doelen van een tekst:
-> informatie geven = informeren
-> uitleg geven
->  mening geven
-> overhalen iets te doen
-> vermaken = amuseren

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Verwerkingsopdracht

Maak een digitale collage 

* Zoek op internet 3 teksten met verschillende doelen. 
* Kopieer en plak dat in een wordbestand. 
* Schrijf erbij wat het doel is van de tekst. 
      

Slide 14 - Slide